logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen - Abonneer je nu!

Introductie Ondertussen in het MBO

Auteur: Renée van Schoonhoven en Pieter Leenheer

In de zomer van 2014 maakten we een eerste DNM-themanummer over het mbo. Daarin beschreven we de hoofdlijn van de ontwikkelingsgang die de sector sinds de komst van de Wet educatie en beroepsonderwijs heeft meegemaakt. We stelden daarin ook dat het mbo de komende tijd met een aantal uitdagingen te maken krijgt, zoals de tendens tot avo-isering en de toenemende roep uit het bedrijfsleven om meer eigenaarschap over het ‘eigen’ onderwijs. Het themanummer dat voor u ligt gaat op een bepaalde manier ook over die ontwikkelingsgang. We hebben in het nummer een aantal bijdragen verzameld die gaan over ‘het hier en nu’ van het mbo. We hebben daarbij gekozen voor een selectie op enkele domeinen waarop deze ontwikkelingsgang zichtbaar wordt, namelijk: beleid en bestuur, professionalisering van docenten en teams, de verbinding met de beroepspraktijk en de kwaliteit van de examinering. Dit zijn overigens ook in belangrijke mate de domeinen, zo realiseerden we ons gaande de rit, die bij de evaluatie van de Wet educatie en beroepsonderwijs in 2001, door de Onderwijsraad werden benoemd als de belangrijke aandachtsgebieden voor de sector. Overigens zijn deze domeinen beleidsmatig wel enigszins in beeld. Zoals in het vorige themanummer geschetst, heeft minister Bussemaker in 2014 in haar beleidsbrief Ruim baan voor vakmanschap aangegeven waar ze met de sector naar toe wil. De beleidskoers is er één die tracht in te spelen op een veranderende arbeidsmarkt. Dit vraagt om nieuwe leerroutes in en door het mbo, om meer combinatiemogelijkheden in de programmering, maar wel met een duidelijk accent op kwaliteitsverbetering. We kiezen in dit themanummer echter niet voor een beleidsmatige insteek, maar voor het in beeld brengen van de ontwikkelingen in de reële praktijk van het mbo. In dit nummer is kortom een selectie aan artikelen opgenomen over onderwerpen die illustreren waar de mbo-instellingen anno 2015 mee bezig zijn. In de artikelen staan de ontwikkelingen in de instellingen zelf centraal. Opbouw Hans Schuit gaat in hoofdstuk 1 in op een aspect dat doorgaans in veel instellingen van groot belang wordt gevonden, namelijk het docententeam. Veel gebezigd is de uitspraak ‘onze teams zijn zelfsturend’ en ‘wij managen onze teams per definitie niet’. Maar, zo stelt Hans Schuit de vraag: wat doe je als bestuurder in het mbo dan wél? In hoofdstuk 2 gaat Pieter Leenheer de diepte in door docenten en leidinggevenden van een mbo-instelling aan het woord te laten over professionalisering. Wat beweegt docenten op dit vlak, waarom doen ze wat aan professionaliseringsactiviteiten? Vindt daar ook enige sturing op plaats vanuit de instelling, of is dat nu juist uit den boze? Hoofdstuk 3 en 4 gaan in op een wezenskenmerk van het mbo, te weten de koppeling met de beroepspraktijk. Eerst beschrijft Sjoerd Arends wat docenten in het mbo nu wel of niet van doen hebben met het Techniekpact. Komen zij dat in hun onderwijspraktijk eigenlijk wel tegen? Daarna beschrijven José van den Berg en Loes de Jong een belangrijke ontwikkeling, namelijk het combineren van de dagschool (bol) en de duale variant (bbl) van het mbo in een hybride leeromgeving. Het sluitstuk van opleidingen is uiteraard de examinering. Al enige tijd zijn er zorgen over de kwaliteit van examinering in het mbo. In hoofdstuk 5 besteden Paula Willemse en Rob Vink daar de nodige aandacht aan. Dit doen zij op basis van de onderzoeken die zij hierover recent hebben uitgevoerd.  Alles overziende komt er in het mbo veel op docenten af. En niet alleen vandaag, maar al een paar jaar op rij krijgen de docenten veel veranderingen en trends voor hun kiezen. Hoe gaan zij daarmee om en kan een sterkere beroepsgroep hen wellicht de komende tijd meer steun bieden? Pieter Leenheer interviewt daarover in hoofdstuk 6 twee mbo-docenten met veel zicht op die zaak. Ten slotte de toekomst. Welke bewegingen gaat het mbo de komende tien jaar meemaken? Daarover organiseerden we in september een rondetafelgesprek met Pieter Baay, Tom Luken, Marc van der Meer en Anneke Westerhuis. Elke van Doorn beschrijft in hoofdstuk 7 de uitkomst van die bijeenkomst. Ontwikkelingen zoals ze zijn In dit themanummer gaat het dus primair over de ontwikkelingen in de instellingen zelf, over de stappen die zij zetten als het gaat om het besturen van hun scholen, om de kwaliteit en programmering van hun opleidingen en examens en - vooral - over professionalisering. We kiezen er daarbij bewust voor de ontwikkelingen niet te voorzien van een - ook in het mbo helaas vrij gebruikelijke - glacé laag met beleidslegitimerend jargon. Wel geven we aan, door middel van tekstkaders, hoe de inhoud van een hoofdstuk verbonden kan zijn met onderdelen van dat landelijk beleid. Daarmee worden in dit themanummer twee lagen zichtbaar: én de ontwikkelingen in en perspectieven vanuit de onderwijspraktijk, én de beleidsinspanningen op landelijk niveau. Dat de lezer gaandeweg zal merken dat er enige spanning tussen beide zit, moge geen verrassing zijn. Het is vervolgens wat ons betreft aan de lezer om het mogelijke ‘ongemak’ dat met die spanningsboog gepaard gaat, zelf te duiden en daar voor zichzelf al dan niet bepaalde conclusies aan te verbinden. We merken daar wel bij op dat wíj hopen dat zo naarvoren komt dat er enorm veel gebeurt in en rond het mbo. Vooral dat er in de instellingen veel wordt gedaan om alle ontwikkelingen een juiste plaats te geven. En dat er beleidsmatig ook aan de weg wordt getimmerd. We hopen echter ook dat inzichtelijk wordt dat het één - de beleidsmatige inspanning - niet altijd samenhangt met het ander - datgene wat de instellingen doen met het oog op goed onderwijs. En dat duidelijk overkomt dat studenten, docenten en instellingen de komende tijd vooral behoefte hebben aan rust in het landelijk beleid. Als dat lukt, dan kan het mbo de komende tijd namelijk doen waar het goed in is: onderwijs verzorgen voor jongeren die op weg zijn naar zelfstandige participatie, als volwassen burgers, in een vrij beweeglijke samenleving.
Gratis
lees meer

Het werk van Gert Biesta (volledige uitgave, 21 artikelen)

INHOUD THEMA 'HET WERK VAN GERT BIESTA - WAT IS GOED ONDERWIJS?' (september 2015) Beroepsstandaard en professionele identiteit, Manon Ruijters en Gerritjan van Luin De dubbelrol van de directeur-bestuurder, Wim van Doornik en Edith Hooge Herstel van de pedagogische dimensie, Dolf van den Berg Balans in passend onderwijs, Saskia Laseur en Jochem Streefkerk Leiders gezocht Bestuur Beleid Beschouwing De jonge schoolleider Internationaal Hoe zit het met uw Boeken Boeksignalementen Focus op... - Introductie. Focus op het werk van onderwijspedagoog Gert Biesta, Gerritjan van Luin, Hartger Wassink en Arie Olthof Wereldgericht onderwijs: vorming tot volwassenheid, Gert Biesta Bespreking van Het prachtige risico van onderwijs, Wouter Pols Het prachtige risico van Biesta? Een reflectie, Dolf van den Berg ‘Ze zeggen dat Biesta moeilijk is’. E-mailuitwisseling over Biesta’s werk en het primair onderwijs, Hartger Wassink & Hester IJsseling In gesprek met Rik Seveke (De Balie) over onderwijs, onderwijsdebatten en Biesta, Pieter Leenheer Middelbaar beroepsonderwijs: meer dan kwalificatie?, Carlos van Kan Het prachtige risico van leiderschap. Over hoge gronden en lage moerassen, Gerritjan van Luin Besturen als zwak proces. Over het gedachtengoed van Gert Biesta en onderwijsbestuur, Hartger Wassink Biesta op school, Gerritjan van Luin Over taal, normativiteit en professionaliteit (gratis extra download), Gert Biesta Denkend aan Holland, onderwijsbeleid en Biesta Alle retoriek sinds de jaren ’90 over autonome scholen ten spijt, is de invloed van Den Haag op het onderwijs nauwelijks afgenomen - om maar even een understatement te gebruiken. Opbrengstgericht werken lijkt alweer passé; nu vindt de overheid dat het onderwijs moet excelleren, differentiëren en personaliseren. Met een beroep op hun verantwoordelijkheid voor het stelsel, nemen de OCW-bewindslieden het ene na het andere onderdeel van het stelsel onderhanden, daarbij op de huid gezeten door een ongedurig parlement. Van die dadendrang - waarvan je je dus kunt afvragen hoe gepast het is - zou je als leraar, schoolleider of -bestuurder behoorlijk moe, afkerig of boos kunnen worden. Dat zal her en der ook zeker het geval zijn, maar wat de laatste tijd vooral opvalt, is het grote aantal positieve initiatieven in en rond het onderwijs van groepen leraren en schoolleiders. Het bruist als nooit te voren en je zou kunnen zeggen dat de autonomie waarover we het in de jaren ’90 hadden, nu invulling krijgt - meer ondanks het onderwijsbeleid dan dankzij. De betrokkenheid van veel onderwijsmensen bij #onderwijs2032 bijvoorbeeld is mooi, maar het is ook een reactie op het verstikkende en versmallende onderwijsbeleid in de afgelopen decennia. Steeds meer mensen maken zich hard voor goed onderwijs, vanuit het besef dat goed onderwijs meer is dan hoge scores op PISA-rankings. Wat dat ‘meer’ dan is, voelen velen intuïtief wel aan, maar het onder woorden brengen als basis voor dialoog, blijft lastig. Juist op dat punt schiet onderwijspedagoog Gert Biesta te hulp. De drie doeldomeinen die hij voor het onderwijs onderscheidt - kwalificatie, socialisatie en subjectivering - zijn op veler lippen. Dat leidt tot een belangrijke verbreding van het onderwijsdebat, waarin het te lang over enkel kwalificeren ging. Maar daarmee zijn we er nog niet. De veel lastiger vraag die ook op tafel ligt, is de waartoe-vraag. We realiseren ons dat onderwijs bijdraagt en bij hoort te dragen aan kwalificatie, socialisatie en subjectivering, maar welke kwalificatie, socialisatie en subjectivering achten we wenselijk? Welk mens- en wereldbeeld staat ons voor ogen als we die vraag proberen te beantwoorden? Juist op dat punt zijn de verschillen tussen groepen mensen in ons land groot. Je kunt je zelfs afvragen of we wel een gemeenschap vormen, waarin sprake is van een gezamenlijke cultuur en gedeelde uitgangspunten. Het antwoord is waarschijnlijk nee. Juist daarom is het belangrijk dat we werk blijven maken van autonomie, zodat leraren en scholen daadwerkelijk de ruimte krijgen om bij te dragen aan wat zij en hun directe omgeving zien als het goede. Voorwaarde daarbij is dat #onderwijs2032, ondanks de enthousiaste betrokkenheid van velen, niet leidt tot een stapeling van claims aan het adres van het onderwijs, maar tot een smal nationaal curriculum. Prachtig dat er nu ook aandacht is voor socialisatie en subjectivering, maar laat op dit vlak alsjeblieft ruimte aan de scholen.

€ 6,95

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper