Hieronder kunt u inloggen op uw account bij ProfessioneelBegeleiden.nl en uw favoriete uitgaven/artikelen (gratis) downloaden!
> Heeft u nog geen account?
Klik hier om u gratis te registreren!
Redactioneel Innovatie is een van die woorden die we graag gebruiken, zonder dat we ons meteen een duidelijk beeld kunnen vormen van wat ermee bedoeld wordt. Vaak gaat het om bepaalde producten, diensten of processen die als vernieuwend worden beschouwd in vergelijking met wat al bestaat. Zelf ben ik ervan overtuigd dat innoveren begint bij het denken of – nog eerder – bij het verbeelden. In mijn betrokkenheid op innovatie in de spirituele zorg merk ik dat daar de eerste hobbels ontstaan en vrijheid gecreëerd dient te worden. Natuurlijk weet elke begeleidingskundige, coach of supervisor dat ook uit het werken met mensen, teams en organisaties. We begeleiden hen in de reflectie op het hier en nu en in het bewegen in de richting van hoe het ook zou kunnen. De redactie vond het een goed idee om eens nadrukkelijk stil te staan bij wat innoveren inhoudt en wat er allemaal bij komt kijken. Om te beginnen belicht Hans Bennink innovatie vanuit een breed systemisch kader. Louis van Kessel herinnert ons eraan hoe supervisie destijds als innovatieve discipline ontstond en welke stappen daarin gezet zijn, bijvoorbeeld om het generiek en niet per beroep apart te organiseren. Sowieso is vakoverstijgend samenwerken tussen verschillende disciplines en verschillende maatschappelijke echelons een belangrijke bron voor innovatie. Niet voor niets zijn interprofessioneel leren en netwerkleren nieuwe trends in de professionele ontwikkeling. Als voorbeeld zoomen we in dit nummer in op het domein van zorg en welzijn, een terrein waar veel begeleidingsdeskundigen actief zijn. Dat doen we in de bijdragen van de andere auteurs die zich bijvoorbeeld richten op zingeving in de begeleiding van mensen. Het afgelopen najaar werd de tweejaarlijkse LVSC-scriptieprijs toegekend. We laten de laureaat aan het woord die de online setting in coaching en supervisie heeft onderzocht: in eerste instantie een noodgedwongen keuze (corona), die echter ook innovatieve mogelijkheden blijkt te hebben. We vonden ook de andere werkstukken waardevol en hebben daarvan daarom een samenvatting opgenomen. Ook de vorm en inhoud van dit tijdschrift staan dit jaar in het teken van innovatie. Zo is de lay-out opgefrist en werken we gaandeweg aan een nieuwe invulling van de rubrieken. We zijn benieuwd wat u ervan vindt! Met deze veranderingen willen we aansluiten bij de geactualiseerde visie van het LVSC-bestuur, onder meer op de unieke plaats van dit tijdschrift. Op die manier zijn denken en handelen inzake innovatie voortdurend met elkaar verbonden. We wensen u als lezer toe dat de bijdragen uit dit nummer inspireren tot innovatief denken en handelen! Wim Smeets
Redactioneel Vrijheid krijgt door pandemie, wereldpolitiek, energie- en klimaatcrisis een andere betekenis die vraagt om nieuwe verbindingen. De vanzelfsprekendheid maakt plaats voor onzekerheid over verlies van gezondheid en veiligheid. In hoeverre ervaar ik vrijheid en verbondenheid? Vrijheid lijkt persoonlijk. Timo van Kempen en Ellen van Son schrijven over Viktor Frankl: in zijn ervaringen tijdens de holocaust ontdekte hij dat ieder mens het vermogen heeft om een eigen positie te kiezen tegenover onveranderlijke omstandigheden. Tijdens de ANSE Summer University in Riga werd ik geraakt door een keynote van vier Oekraïense collega’s: ‘Wij willen niet als slachtoffer worden gezien en (...) hebben jullie nodig om onszelf niet te verliezen in onze haat tegen de Russen.’ Dreiging van verlies van vrijheid maakt verbinding met de ander van groot belang, bevestigt Gerian Dijkhuizen. Voor de rubriek Ontmoeting sprak ik met haar over haar ervaringen als commissielid internationale contacten. Daphne Bressers deed promotieonderzoek naar de verbindingen tussen de Rijksoverheid en kennisen adviesorganen. Zij beschrijft de tegenstrijdigheid tussen vrijheid en verbinding. Als onderdeel van een sociale en dynamische balans tussen de werkpraktijk en sturende systemen moeten we soms het systeem terugduwen om meer bewegingsvrijheid te krijgen. Jurja Steenmeijer noemt dat het creëren van professionele handelingsruimte in een cijfermatig en efficiënt ingerichte systeemwereld. Samen met Sijtze de Roos zocht ikzelf naar de betekenis van vrijheid in verbinding in dit spanningsveld. Wat betekent (professionele) vrijheid in relatie tot verbinding met je opdrachtgever? Betekenisgeving vindt continu plaats in een voortdurende heen-en-weerbeweging. En ook in het moment, zoals de column van Marlies Jellema en de bijdrage aan De Werkplek van Carole van de Logt illustreren. Carolien Zimmermann schrijft in haar openhartige column dat sturen op vrijheid paradoxaal is. Vrijheid krijgt vanuit de verbinding met diverse contexten een verschillende betekenis. Door de persoon, afhankelijk van hoe die vrijheid ervaart, aldus Stieneke Lucassen, naar het boek van Frank Koerselman. Ook als je vanuit de heersende norm aansluit bij de ander, zoals Lydia van Oudenaren beschrijft. En dan delen we met trots dat ons tijdschrift tien jaar bestaat! In 2013 brachten we de eerste volledige jaargang uit. Het tijdschrift maakt het mogelijk kennis en kunde in vrijheid te delen en ons als professionals te verbinden. Eindredacteur Harry Haakman schreef over zijn ervaringen. Laten wij ons, in de beweging van vrijheid in verbinding, blijven ontwikkelen en delen wat wij hierin kunnen betekenen. Veel leesplezier! Sietske Jans-Kuperus
Redactioneel Een grap is pas leuk als de timing goed is. Wie een auto bestuurt, vermijdt een botsing door op tijd te versnellen en af te remmen. Onze keuzes met betrekking tot timing en tempo maken dagelijks het verschil tussen slagen en falen, tussen succes of rampspoed. Dat geldt ook voor intervisie, coaching en organisatiebegeleiding. Soms komt een interventie net op het verkeerde moment, wil een begeleider te snel gaan of past de zorgvuldige fasering van het begeleidingstraject niet meer bij de ‘life events’ van degene die begeleid wordt. Kortom: een goede omgang met tijd is een cruciaal onderdeel van ons vak. In dit themanummer verkennen we het thema tijd en de professionele betekenis ervan. Tijd blijkt dan al gauw meer te zijn dan de objecten die we ervoor bedacht hebben, zoals de klok en de kalender. Maar hoe moeten we tijd dan zien en wat kunnen we ermee? Augustinus verzuchtte niet voor niets in zijn Belijdenissen: ‘Ik weet precies wat de tijd is, tot iemand me vraagt om het uit te leg - gen.’ In het hoofdartikel nemen Siets Bakker en Hilbrand Westra je, aan de hand van denkers en historische gebeurtenissen, mee op reis langs verschillende manieren om naar tijd te kijken. Verder lees je in dit themanummer over een toekomstperspectief voor jongeren in detentie (column Jaap van der Spek), de tussentijd en het toelaten van het niet weten (Marinka van Beek), het oproepen van tijdervaringen door middel van muziek als behandelritueel (Susanna Bloem, Calliope Tsoupaki, Timo Bolt en Jim van Os), vijf tijdwijzers met handelingsperspectief voor coaches (Joris Brenninkmeijer en ondergetekende), het maken van een sfeerovergang in de omgang met transitievraagstukken (Michiel de Ronde), inzichten van filosoof Hartmut Rosa over versnelling, vervreemding en resonantie (Angela Pfaff) en een tijdlijnmethodiek voor de begeleidingspraktijk (Lenneke Post). Daarnaast een interview met Marli Huijer, filosoof en voormalig Denker des Vaderlands, over de tijdvraagstukken in de huidige maatschappij: het hervinden van ritmes, de (on)mogelijkheid van opnieuw beginnen, de toekomst van het sterven en de kunst van het strubbelen. De werkplek van Sietske Jans-Kuperus laat een glimp zien van de vernieuwing die we als nieuwe redactie hebben ingezet, voortbouwend op een prachtige basis; daarover later meer. Ik hoop dat de ‘taal voor tijd’ in dit nummer je zowel verwondering als houvast biedt voor je eigen professionele ontwikkeling. Veel inspiratie gewenst! Jorren Scherpenisse R
Redactioneel Wat is tragiek in deze tijd? En wat betekent dit voor begeleidingskundigen? Het thema voor dit nummer stelden wij zomer vorig jaar al vast. De wereld werd in die tijd geteisterd door bosbranden in Canada en Siberië. Er waren grote overstromingen in Duitsland en Nederland. Dit alles speelde naast de pandemie met een onderstroom van polarisatie en onzekerheden. Een jaar verder is de invasie van Oekraïne een feit. Het lijkt een tijd van onzekerheden en ontwrichtingen. Wij vroegen ons af wat dit doet met onze wensen voor maakbaarheid en bestuurbaarheid. Hoe verdragen we deze tijd met zijn onzekerheden? Hoe gaan we om met al die veranderingen en tragiek? Vragen waarmee we als begeleidingskundigen geconfronteerd worden. Welke plek geven we tragiek binnen ons werk? In dit nummer vind je verschillende artikelen van begeleidingskundigen, bestuurskundigen en mensen uit andere disciplines die ingaan op het thema tragiek. In het hoofdartikel beschrijft Kees Faber tragiek als een droevige situatie waardoor iemand iets belangrijks verliest; dit is onlosmakelijk verbonden met het leven en onderhevig aan gebeurtenissen in ons eigen leven. Onze tijd kenmerkt zich door verlies. De tijd dat de politiek ons kon behoeden voor tragiek of deze kon verzachten, lijkt voorbij. Faber onderstreept het belang van het leren kennen van rustpunten in relatie tot de eigen tragiek. Faber gebruikt in zijn artikel diverse perspectieven, zoals die van Paul Frissen, die ik voor dit nummer zelf mocht interviewen. Tragiek is een door Frissen veelvuldig aangehaalde term. Hij ziet tragiek als onvermijdelijk en door eigen handelen geproduceerd. De politiek wordt volgens Frissen gevaarlijk als ze veronderstelt tragiek uit de wereld te kunnen helpen. De staat kan weliswaar goede bedoelingen hebben, maar het is toch zaak om op je hoede te blijven. Misschien is het wel onze taak om te aanvaarden dat de wereld nu eenmaal onvolmaakt, onvoltooid en onaf is – best een bevrijdend perspectief. Henk den Uijl geeft ons in zijn bijdrage vanuit bestuurskundig perspectief inzicht in het taalspel van begeleidingskundigen. Onze beroepsgroep staat voor vertrouwen en stelt zich teweer tegen (over) matige controle. Den Uijl pleit enerzijds voor praktische wijsheid. Anderzijds biedt praktische wijsheid geen garantie voor de terugkeer van professionele waardigheid in de samenleving. Ook met de overige artikelen in deze editie hopen we u te inspireren. Feedback, artikelen uit praktijk en onderzoek zijn altijd van harte welkom. Ik wens u verwondering toe met deze editie! Carole van de Logt
Zelfontplooiing is het hoogst bereikbare doel – althans, dat stelt Abraham Maslow in zijn behoeftepiramide. Maar is dat wel zo? Als je te maken hebt met armoede, irreële werkdruk of stress dan kom je niet makkelijk toe aan zelfontplooiing. Ik kan me zo voor- stellen dat zelfontplooiing bij de slachtoffers van de toeslagenaf- faire, die nog steeds wachten op hun vergoeding, niet hoog op de prioriteitenlijst staat. Of voor de pakketbezorger die geen minuut te verliezen heeft. En misschien bij het ‘zwarte schaap’ in een team dat buitengesloten wordt, een verpleegkundige met overmatige werkdruk of een manager in een afrekencultuur. Ik vraag me weleens af of we niet een laag missen in de piramide van Maslow. Als ik dit bekijk vanuit de positieve psychologie, dan zie ik daar meer aandacht voor de positieve relatie. In Creating the world we want to live in van Bridget Grenville-Cleave e.a. (2021) is een cirkel gebruikt als alternatief. Het individuele welzijn vormt een binnenring en het interpersoonlijke welzijn – dat van de gemeenschap, maatschappij en hele wereld – zijn de schillen van de buitenste ring. Het welzijn van de ander en de context zijn daar- in onlosmakelijk verbonden met individueel geluk en welzijn. Van- uit die gedachte stel ik me een ideale omgeving voor waar ieder- een zichzelf kan ontplooien – dus ook op de werkvloer. Maar ook dat we ons verantwoordelijk voelen voor elkaars ontplooiing en onze omgeving. Individuele zelfontplooiing is een weg naar geluk en naar mijn idee geen doel op zich. De werkende wereld wordt zich ervan bewust dat werkgeluk een steeds belangrijkere en grotere rol speelt binnen professionele or- ganisaties. In dit nummer besteden we daarom aandacht aan werk- geluk en levenskunst. Onze begeleidingskundige beroepsgroep is sterk in het creëren van een veilig leerklimaat waarin ontplooien mogelijk is. Daarmee hebben we niet alleen invloed op het werk- geluk van professionals in teams en organisaties, maar ook op het welzijn in hun omgeving. En als vakgenoten dragen we in die zin ook zorg voor elkaar. Met dit tijdschrift willen wij vakgenoten inspireren, zeker als het gaat om werkgeluk en levenskunst. Vanuit de gedachte ‘delen geeft verbinding’ delen we graag kennis en kunde. Artikelen uit praktijk en onderzoek zijn dus van harte welkom. Voor nu wens ik je veel leesplezier met deze nieuwe editie! Marlies Jellema
Voor u ligt het laatste nummer van deze jaargang. Het is tevens het laatste nummer met mij als hoofdredacteur van dit tijdschrift. Na vijf jaar hoofdredacteurschap stop ik en gun ik de redactie een nieuwe hoofdredacteur en mijzelf ruimte voor nieuwe uitdagingen. Wat is de zin en betekenis geweest van die vijf jaar, voor mij en voor het blad? Voor mij ontegenzeggelijk het creatieve proces van samen tot een resultaat komen waar je trots op bent. Het uitwisselen van gedachten en ideeën. Het stellen van vragen en zoeken naar betekenis. Het werken aan artikelen die stukje bij beetje beter worden, tot het moment dat je voelt: wat hier staat is van betekenis. Het is mijn hoop dat dit alles niet alleen van betekenis is geweest voor mij, maar ook voor de mensen met wie ik gewerkt heb, voor onze lezers en voor de begeleidingskunde. Het was altijd mijn uitdaging om meer vragen te stellen dan antwoorden te geven. Om los te maken wat vastzit. Om het te hebben over waar niemand het over heeft. Waarom? Omdat dat leren is. En leren is nodig om je als mens en als professional te kunnen blijven verhouden tot de wereld en de mensen om je heen. Dit nummer bevat een aantal artikelen die mij persoonlijk erg dierbaar zijn. Frank Verborg schreef het hoofdartikel. Meermalen redigeerde ik in de afgelopen jaren met veel plezier zijn werk. Zonder dat we elkaar ooit spraken, ontstond er een betekenisvolle relatie. Johanna Pruijs debuteert in dit nummer. Ze wilde graag iets schrijven en samen werkten we aan haar eerste column ‘Just add meaning’. Joris Brenninkmeijer vroegen we het laatste boek van de door mij zeer bewonderde auteur Irvin Yalom te recenseren. De bijdrage aan De Weg komt ditmaal van Loes Wouterson. Onze wegen kruisten elkaar afgelopen jaar, toen ze mijn docent was bij de opleiding ‘Acteren in het bedrijfsleven’. Van haar leerde ik: spelen is betekenis geven. En ten slotte had ik, samen met acteermaatje Peter van Dijk, voor dit nummer de eer om Marian Donner te interviewen over de betekenis van de begeleidingskunde in deze neoliberale wereld. Mijn wens is dat deze en de andere artikelen uitnodigen tot een kleine of misschien grotere zoektocht naar zin en betekenis. Wel passend, zo aan het eind van het jaar, lijkt me. Rest mij nog om afscheid van u te nemen. Dank voor het vertrouwen en ik hoop natuurlijk dat u dit mooie blad blijft lezen! Maartje de Vries
Redactioneel ‘Het goede doen’ is een begrip waar ieder eigen beelden bij heeft. Daarbij kan iets goeds voor de een ongewild desastreus uitpakken voor iemand anders. Als begeleider ben je vanuit je rol medeverantwoordelijk voor het welzijn van een ander, door de positie die je hebt ten opzichte van een cliënt of opdrachtgever. Je wordt gezien als iemand met verstand van zaken en komt in een positie waarin je bijdraagt aan inzicht en adviezen geeft. De ander legt als het ware zijn welzijn in jouw handen. Voor een begeleider is het daarom extra belangrijk om de eigen kwaliteit te waarborgen, om te toetsen of je het goede doet op het juiste moment. Zo kun je kwaliteit leveren en kan iemand daadwerkelijk op eigen kracht een stap voorwaarts zetten. Dit nummer gaat over het goede doen, over kwaliteitsborging in ons vak, om oog te krijgen voor de betekenis van kwaliteit en welke aspecten in de begeleiding daarvoor belangrijk zijn. Frans Savelkoul en Sjaak Körver beschrijven het inzetten van het levensscript als onderdeel van de professionaliteit. Een artikel dat hier raakvlakken mee heeft, is dat van Akbar Barani. Hij schrijft over het professioneel inzetten van ervaringskennis binnen supervisie en hoe eigen ontwrichtende levensgebeurtenissen een plek kunnen hebben vanuit het kwadrant kwetsbaarheid, zelfstigma, veerkracht en empowerment. Over wat werkt in coaching wordt Erik de Haan geïnterviewd naar aanleiding van zijn nieuwste boek. Tim Theeboom neemt in zijn bijdrage diverse aspecten van coaching onder de loep en onderzoekt of coaching werkt. Voor begeleiders in organisaties is de kwaliteit van de begeleiding uiteraard ook een belangrijk aspect. Paul Kloosterboer belicht wat de huidige tijd van organiseren vraagt van de adviseur en hoe je daarin een dienende plek kunt innemen om van daaruit de juiste interventies te doen. In de rubriek Gelezen reflecteert Frank Verborg op een tweetal boeken die gaan over het succesvol werken in teams en wat dit vraagt van zowel het team als de begeleider. Marie-José Geenen vertelt in De Weg over het nut van reflectie in haar loopbaan. De column van Kees Faber sluit hier in zekere zin op aan en geeft inspiratie tot stilstaan bij reflectie; de kracht van de professional zit immers niet altijd in beter, meer en verder. Kortom: in dit nummer worden diverse invalshoeken van kwaliteit belicht. Ik ben ervan overtuigd dat stilstaan, reflectie en tot op het bot eerlijk durven zijn essentiële ingrediënten zijn van professionele kwaliteit. Tijn Ponjee
Redactioneel Het doseren van empathie is een secuur werkje’, schreef Sander Donkers een poosje geleden in de Volkskrant. Hij komt een rouwende kennis tegen, maar weet niet wie het is en waar het om gaat. Los van de ongemakkelijke, wie weet herkenbare situatie, is zijn combinatie van ‘empathie’ en ‘een secuur werkje’ mooi. Enerzijds het grote belang dat door veel mensen aan empathie wordt gehecht en anderzijds de moeilijkheid om empathie op een goede manier in te zetten. Empathie is belangrijk en nodig, maar het heeft ook schaduwkanten. Er zijn zelfs mensen die zeggen: een betere wereld begint bij minder empathie. Hoog tijd dus om de ‘empathiebalans’ op te maken. Greet Vanaerschot legt in haar hoofdartikel het begrip empathie onder het vergrootglas, om te weten waar we het over hebben. Ze benadrukt onder meer dat empathisch begrijpen zowel een affectieve als een cognitieve component heeft. De column van bioloog Frans de Waal laat ons zien waar de kern van empathie ligt en dat is, heel ‘basic’, in het elkaar voelen, ruiken en meemaken. Een boodschap die in deze tijd van corona extra betekenis krijgt. Dirk Boersma maakt duidelijk dat compassie en empathie onontbeerlijk zijn voor coachend leiderschap. De relatie tussen zorgverlener en patiënt staat centraal in de bijdrage van Liesbeth van Vliet, Maartje Meijers en Frans Derksen. Ze trekken een duidelijke conclusie: empathie is een ‘must have’ en geen ‘nice to have’. Anke van Helden besteedt aandacht aan het thema van de zelfempathie, door in te zoomen op het thema schaamte. Hoe herken je schaamte en wat vergt dat van een professioneel begeleider? Aan de hand van het gedachtegoed van Stephen Covey richt Miriam Op de Beek zich op de ontwikkeling van het inlevingsvermogen bij kinderen. Taalontwikkeling (de emotiewoordenschat) is daarbij erg belangrijk. In het interview laat Ignaas Devisch er geen misverstand over bestaan: wees voorzichtig met het inzetten van empathie buiten de kleine gemeenschap om: dat gaat niet goed! Een heldere boodschap aan iedereen die empathie als Haarlemmerolie ziet. We sluiten dit nummer af met De Weg van Jan Oosting, een bijdrage van redactielid Marlies Jellema over motiverende gespreksvoering en een artikel van Lidewij Niezink, die ingaat op praktische en wetenschappelijk onderbouwde hulpmiddelen voor de beoefening van empathie in begeleiding. Dit is het, ook voor mij; mijn laatste bijdrage als redactielid aan dit tijdschrift. Ik heb bijna zes jaar met veel plezier aan het tijdschrift gewerkt, maar deze zomer stop ik. Het is goed zo.
We zaten midden in de ‘intelligente lockdown’, toen ik als coördinator van dienst voor dit nummer aan het broeden was op een thema. ‘Anderhalvemetersamenleving’ was al gewoon, mondkapjes waren nog zinloos en ‘huidhonger’ deed zijn intrede. Mijn advies-, coach- en opleidingspraktijk was in die eerste fase gedeeltelijk in de uitstelmodus beland en voltrok zich voor een ander deel online. En ik begon mij te realiseren dat het voor mij in m’n werk om iets meer – of beter nog: om iets anders – ging dan om huidhonger. Ik zit niet zoveel aan mijn klanten of zij aan mij. Maar werk ik live met een groep, dan sta ik gevoelsmatig wel in een ‘veld’ van aandacht en energie. Ik zie en hoor niet alleen, maar voel vooral in m’n lijf de aard en de intensiteit van de energie om me heen. Waaruit ik bijvoorbeeld afleid of dat wat er gebeurt ‘ertoe doet’ of dat ik wellicht te veel aan de oppervlakte aan het klussen ben. Ik merkte hoezeer ik gewend was op die signalen te varen en hoe lastig ik het vond om dat gevoel online terug te vinden. In twee- of driegesprekken ging dat nog wel, maar in groepen vond (en vind) ik dat nog steeds een enorme klus. Vanuit die gewaarwording was een thema snel gevonden: zintuiglijkheid. In de redactie waren we het al gauw eens en gingen we op zoek naar auteurs. Dat leverde een onverwachte nieuwe ervaring op. We konden makkelijker auteurs bedenken en bereid vinden die werken met en vanuit het lichaam, dan auteurs die de zintuigen zelf centraal stellen. En terwijl alle auteurs het thema zintuiglijkheid enthousiast omarmen, blijft het nergens alleen bij die zintuiglijkheid. Sommigen gaan van de waarnemende zintuigen naar wat er vervolgens in het hoofd gebeurt. Vier artikelen gaan in op belangrijke, basale breinmechanismen. Andere auteurs kiezen een wat meer fenomenologische weg en gaan in op de lijfelijke gewaarwordingen en de gevolgen daarvan. Enkele malen wordt het schrijf- en redactieproces zelfs onderdeel van het verhaal. Kortom: heel interessante wendingen die mij hebben geleerd hoezeer onze zintuigen kennelijk niet op zichzelf staan, maar vooral de verbinding vormen tussen binnen- en buitenwereld. En dus in die hoedanigheid betekenis krijgen. Zo is dit wederom een rijk nummer geworden, waarin het gebied van mensen en relaties op een spannende en vernieuwende manier is geëxploreerd. En waarmee ik met gepaste trots afscheid neem als redactielid van dit mooie blad. Paul Kloosterboer
Veertig jaar Landelijke Vereniging voor Supervisie en Coaching (LVSC) – een jubileum. Een moment om te vieren, terug te kijken en vooruit te blikken. Reden ook voor een jubileumnummer van Tijdschrift voor Begeleidingskunde. Ook wij kijken daarin terug en vooruit. Al jaren verschijnen er in dit tijdschrift boeiende, prikkelende, uitdagende en tot nadenken stemmende bijdragen. In het jubileumnummer wilden we als redactie graag terugblikken op de afgelopen vijf jaar, door een top 10 van meest interessante, relevante of betekenisvolle artikelen uit die periode op te stellen. Om te komen tot die selectie schakelden we de wijsheid, ervaring, kennis en visie van de redactieraad in. Deze bonte verzameling prominente experts op het gebied van leren en ontwikkelen – sinds jaar en dag aan de redactie verbonden – boog zich over alle nummers van de afgelopen vijf jaar. Tijdens een inspirerend samenzijn van raad en redactie, begin dit jaar, leidde dat tot een keuze die we graag wilden terugzien in het jubileumnummer. De auteurs van deze artikelen werd gevraagd hun bijdrage van toen kort samen te vatten, terug te blikken met de kennis van nu en met een blik op de toekomst een nieuwe tekst te schrijven. En zo leest u in dit nummer onder meer hoe Joost Kampen nu over verwaarloosde organisaties denkt, schrijft Jakob van Wielink samen met Leo Wilhelm over de transitie die zijn transitiecirkel doormaakte, waagt Thijs Homan zich aan een geste richting de begeleidingskunde (‘Kijk naar je éige!’) en duiden Leike van Oss en Jaap van ’t Hek onmacht als een systeemvraagstuk. Naast deze selectie treft u in dit nummer ook een bijdrage aan van Jikke de Ruiter. Zij werd door de LVSC gevraagd om de geschiedenis van de vereniging te beschrijven, te duiden waar die nu staat en ideeën te formuleren over wat er voor de toekomst van de vereniging – ook in het licht van de veranderende maatschappij – nodig is voor de ontwikkeling van het vak begeleidingskunde. Tot slot: al vijf jaar ben ik aan dit tijdschrift verbonden, waarvan vier jaar als hoofdredacteur. Het blijft een voorrecht om met inspirerende en geïnspireerde redactiecollega’s en auteurs te werken aan dit blad en daarmee bij te dragen aan de professionele ontwikkeling van de leden van de LSVC. Maartje de Vries