logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen

Boeksignalementen

Gelezen: Thijs Homan (2013). Het et-cetera principe.  Een nieuw perspectief op organisatieontwikkeling.Den Haag: Academic Service. Kun je organisatieverandering wel managen, zoals zoveel klassieke theorieën ons willen doen geloven? Mislukken veel implementatietrajecten omdat er niet goed bovenop gezeten wordt? Thijs Homan, hoogleraar Change en Implementation bij de Open Universiteit, ontwikkelde in Organisatiedynamica (2005) al een heel andere kijk op organisatieverandering, een waarbij managers niet de hoofdrolspelers zijn, maar slechts onderdeel van de vele spelers op het veranderveld. In zijn nieuwste boek werkt Homan dit perspectief verder uit. Mensen reageren niet direct op plannen, notities, mails. Niet op de managementboodschap, maar op alles wat er daaromheen gebeurt: het et-cetera. Homans boek is een managementboek over niet-managen. Maar dan moet de lezer-manager wel van onvoorspelbaarheid en onbeheersbaarheid houden. Hoe van dat ‘houden’ ook een kunde te maken, lijkt Homans missie met dit boek. Gerritjan van Luin Gelezen: John Hattie (2013). leren zichtbaar maken. Rotterdam: Bazalt Educatieve Uitgaven. In 2009 verscheen Visible learning, een synthese van meer dan 800 meta-analyses van onderzoek naar factoren die leerlingenprestaties beïnvloeden. The Times Educatonial Supplement noemde dit boek van de Nieuw-Zeelandse John Hattie de ‘heilige graal van het onderwijzen’. Indrukwekkend was het zeker, leesbaar al een stuk minder, met uitzondering van de openingshoofdstukken en het slothoofdstuk, waarin Hattie op aansprekende wijze een theorie op leren en  onderwijzen ontwikkelde. Maar dan nog bleef je met de vraag zitten: wat nu, wat kunnen leraren met deze overstelpende hoeveelheid kennis? Met Visible learning for teachers heeft Hattie een antwoord willen geven op die vraag en om het allemaal nog wat toegankelijker te maken, heeft Bazalt nu gezorgd voor de Nederlandstalige versie: Leren zichtbaar maken. Arie Olthof Gelezen: Bert Overbeek (2014). Bert’s Breinboek Voor Managers en Trainers.Mijnmanagementboek.nl. De breinwetenschappen, aldus Bert Overbeek, laten zien dat veel trainers en verandermanagers fout zitten. Ze gebruiken verouderde modellen en realiseren zich onvoldoende dat mensen dankzij hun brein niet allemaal tegelijk op dezelfde manier in dezelfde richting kunnen veranderen. Meer kennis van de breinwetenschappen is een must en daartoe geeft Overbeek een fikse voorzet. Zijn toon is die van een enthousiaste autodidact die het licht heeft gezien. Maar wie daar tegen kan, stuit van tijd tot tijd op aardige of prikkelende opmerkingen. Pieter Leenheer Gelezen: Pedro de Bruyckere & Casper Huls hof (2013).  Jongens zijn slimmer dan meisjes. En andere mythes over leren en onderwijs. Houten: Lannoo Campus In een krappe 135 pagina’s prikken De Bruyckere & Hulshof enkele hardnekkige onderwijsmythes door. Om met die uit de titel te beginnen: zijn jongens slimmer dan meisjes als het om wiskunde gaat? Nee, dat maakt niets uit. Ook de hiërarchie in de taxonomie van Bloom en - nog zo’n onverwoestbare - dat zittenblijven een goed idee is; ze worden een voor een effectief bij het oud vuil gezet. Niets op aan te merken? Misschien dit: veel onder wijsonderzoek hanteert een reductionistisch model op menselijke ontwikkeling. Er zijn theoretici die beargumenteren waarom dit onvoldoende rechtdoet aan de complexiteit van onderwijs. De basismythe dat leerresultaten te voorspellen zijn, gegeven bepaalde methoden en het gedrag van de leraar, laten De Bruyckere en Hulshof echter onbesproken. Hartger Wassink
Gratis
lees meer

VMBO (volledige uitgave, 19 artikelen)

INHOUD THEMA 'VMBO' (maart 2014) Focus op.... Terug naar de kern - wat heeft het vmbo ons (niet) gebracht, Renée van Schoonhoven Moet het vmbo gered worden?, Anneke Westerhuis Het vmbo als archeologisch veld, Frans Mulder & Geesje van Slochteren Leiding geven aan het vormgeven van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma's, Klaas Pit & Marloes Maarleveld Spoorzoeken in de nieuwe examenprogramma's vmbo, Remy van Kasteren & Geesje van Slochteren Rubrieken: - Het dagelijks wel en wee in het vmbo - Vmbo en passend onderwijs - Literatuur De Nieuwe Meso Strip, Pieter Leenheer Leiderschap en professionel leergemeenschappen, Robert Mentink Het leren van professionals, Hartger Wassink Schoolleider anno 2014, Arie Olthof Media, mediatisering en onderwijs, Sietske Waslander & Pieter Leenheer Een smalle kijk op onderwijskwalitiet, Luc Stevens & Hartger Wassink Hoe zit het met uw... Buitenland Je bent jong en je wordt Ecologie Boeken REDACTIONEEL ‘And now for something completely different’ Het zou natuurlijk extra wervend kunnen werken als we bij de introductie van De Nieuwe Meso zouden roepen dat we iets compleet anders, iets nieuws gaan doen. De waarheid gebiedt echter te zeggen dat De Nieuwe Meso, vakblad voor schoolleiders en -bestuurders de geïntegreerde en vernieuwde voortzetting is van twee veel langer bestaande uitgaven: Meso magazine (sinds 1980) en Meso focus (sinds 1990). Niet helemaal nieuw dus, maar toch wel iets om even wat langer bij stil te staan. Waarom De Nieuwe Meso, kortweg DNM? Eind 2012 besloot de toenmalige uitgever van Meso focus te stoppen met deze boekjesreeks. Naar aanleiding hiervan hebben we ons als gezamenlijke redacties beraden op de toekomst, vanuit de overtuiging dat het onderwijs gebaat is bij een onafhankelijke uitgave voor schoolleiders en -bestuurders. Al gauw ontstond het idee om Meso magazine en Meso focus te integreren in een nieuw kwartaaltijdschrift. Nadat we met Kloosterhof BV een nieuwe uitgever hadden gevonden, was het vooral een kwestie van uitwerking, met als voorlopig resultaat het eerste nummer dat nu voor u ligt. Missie Met De Nieuwe Meso willen we van betekenis zijn voor leidinggevenden en bestuurders in het primair en voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs, voor team- en afdelingsleiders tot en met bestuurders die graag lezen over onderwerpen waarmee zij in hun dagelijkse werk te maken hebben. DNM sluit aan bij hun actualiteit. Niet door vluchtig mee te gaan in de hectiek en de hypes van alledag, maar juist door de tijd te nemen voor actuele en relevante onderwerpen, die gedegen en uit meerdere perspectieven te behandelen, soms met een relativerende knipoog. DNM legt verbindingen tussen theorie en praktijk, tussen idee en uitvoering, tussen het macroniveau - de maatschappij, het mesoniveau - de instelling – en het microniveau - het onderwijsleerproces, tussen buiten en binnen, tussen wat er is en wat er zou kunnen of moeten zijn. Ook in het met elkaar verbinden van lezers tot een community wil DNM een faciliterende rol spelen. DNM is onafhankelijk, degelijk en aantrekkelijk voor verschillende lezersgroepen. Opzet Grofweg gezegd bestaat DNM uit twee delen. In het eerste deel, ‘De focus op …’ werken auteurs die hun sporen op een bepaald thema hebben verdiend, dat thema nader uit in een aantal hoofdstukken. Het tweede deel, het magazinegedeelte, bestaat uit losse artikelen over actuele thema’s, relevant voor schoolleiders en -bestuurders. De artikelen hebben betrekking op maatschappelijke vraagstukken in relatie tot het onderwijs, onderwijskundige en beleidsmatige ontwikkelingen, leiderschap, governance, bestuur, management en organisatie. Daarmee vormt DNM dus echt een voortzetting van het vertrouwde en gewaardeerde Meso focus en Meso magazine. Toch is er ook wel degelijk sprake van iets nieuws. Dit eerste nummer kent namelijk twee versies: een papieren en een digitale, maar na dit eerste nummer zet DNM vooral in op het verder ontwikkelen en optimaal benutten van digitale verspreiding. Bovendien zullen losse artikelen tegen een geringe vergoeding kunnen worden gedownload vanaf www.professioneelbegeleiden.nl. Daarnaast komt er in de loop van het jaar een eigen website en denken we ook na over een nieuwsbrief. Focus op het vmbo In deze eerste DNM richten we de focus op het vmbo. Belangrijke aanleiding is de aanstaande invoering van de nieuwe examenprogramma’s voor de beroepsgerichte vakken. Leerlingen die vanaf 1 augustus 2016 beginnen aan de bovenbouw van het vmbo, krijgen hiermee te maken. De nieuwe examenprogramma’s vragen van scholen een nieuw onderwijsprogramma, waarmee zij voor een deel al zullen gaan beginnen in het schooljaar 2015-2016, wanneer de leerlingen in het tweede leerjaar zich gaan voorbereiden op hun programma in de bovenbouw. Willen de scholen op tijd klaar zijn en de komende twee schooljaren optimaal benutten, dan moet het nieuwe onderwijsprogramma aan het komende jaar in de steigers staan: een boeiende, uitdagende en mooie opdracht. Ondanks enkele kritische kanttekeningen die wij plaatsen bij het nieuwe programma, zien wij vooral ook veel kansen voor de scholen, de docenten en de leerlingen om beroepsonderwijs in het vmbo (nog) beter en mooier te maken. In vijf bijdragen belichten de auteurs uiteenlopende aspecten van de invoering van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s in het vmbo. In het eerste artikel beschrijft Renée van Schoonhoven in het kort en op hoofdlijnen de ontwikkeling van het beroepsonderwijs in Nederland. Vervolgens gaat zij dieper in op enkele beleidsmatige ontwikkelingen sinds de invoering van het vmbo. Aan de hand hiervan wordt in deze bijdrage de balans opgemaakt: wat heeft het vmbo ons in de afgelopen vijftien jaar wel en niet gebracht en welke mogelijke oplossingen kunnen de nieuwe beroepsgerichte programma’s bieden voor enkele hardnekkige vraagstukken aan de basis van het beroepsonderwijs? Anneke Westerhuis plaatst in haar bijdrage de ontwikkelingen binnen het beroepsonderwijs in Nederland eveneens in een historisch perspectief, maar dan vooral in kwantitatief opzicht. Zij constateert enerzijds dat het vmbo het in een aantal essentiële opzichten goed heeft gedaan. Zo is de aansluiting op het mbo verbeterd en is het aantal leerlingen dat de school voortijdig verlaat, gedaald. Anderzijds moet worden geconstateerd, dat de dalende deelname aan de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo een autonome maatschappelijke ontwikkeling is, waaraan de nieuwe programmering waarschijnlijk niets zal veranderen. De betekenis van de nieuwe programma’s moet in een andere richting worden gezocht: actualisering, modernisering en verbetering van de aansluiting op vervolgonderwijs en arbeidsmarkt. Het vmbo heeft de afgelopen vijftien jaar niet stil gezeten. Van binnenuit en van buitenaf zijn er initiatieven ontwikkeld om het vmbo te vernieuwen. Frans Mulder en Geesje van Slochteren gaan in hun bijdrage nader in op drie veelbetekenende vernieuwingen: de intersectorale programma’s, het vakcollege en de VM2-experimenten. Na een korte toelichting op deze vernieuwingen gaan ze op zoek naar het antwoord op de vraag wat deze vernieuwingen hebben bijgedragen aan het versterken van het loopbaanleren, een van de rode draden in de nieuwe beroepsgerichte programma’s. De special over het vmbo wordt afgesloten met een tweeluik over de keuzes die de scholen kunnen en moeten maken met het oog op de nieuwe programma’s. In het eerste deel gaan Klaas Pit en Marlous Maarleveld in op de vraag hoe je als school kunt komen tot een praktisch koersplan. Zij schetsen twee routes die scholen kunnen bewandelen, waarbij zij een duidelijke voorkeur hebben voor een van deze twee routes. Zij brengen vijf thema’s in kaart die kunnen helpen om tot de juiste vragen (en antwoorden) te komen. Vervolgens gaan Remy van Kasteren, Geesje van Slochteren en Pieter Leenheer nader in op de vraag hoe je vanuit het perspectief van het loopbaanleren kunt komen tot een concreet onderwijsprogramma. Zij beschrijven daartoe eerst vier perspectieven op loopbaanleren en vertalen die daarna in enkele concrete praktijkvoorbeelden. Magazinedeel Zoals gezegd vindt u in het tweede deel van DNM grotendeels het oude en vertrouwde Meso magazine terug: boeiende artikelen over actuele onderwijsthema’s, de strip van Pieter Leenheer, boekbesprekingen en enkele columns. Maar er zijn ook nieuwe rubrieken. Zo portretteert Klaas Pit in elk nummer een jonge schoolleider die nog maar net de stap naar het schoolleiderschap heeft gezet. Het portret is vooral het verhaal van de jonge schoolleider zelf. We beginnen in dit eerste nummer met Tineke Ensing, 28 jaar en sinds het begin van dit schooljaar afdelingsleider op het Stedelijk Dalton College in Alkmaar. Naar aanleiding van het recente overlijden van Chris Argyris kijkt Hartger Wassink terug naar het baanbrekende Theory in Practice, dat Argyris ruim 40 jaar geleden schreef met Donald Schön. Wassink vraagt zich of dit veelgeciteerde werk de tand des tijds heeft doorstaan. Hij gaat op zoek naar het antwoord door in zijn bijdrage de vier hoofdthema’s uit het boek te analyseren op hun actualiteitswaarde, vooral ook in relatie met leiderschapsvragen in het onderwijs. Deze waarde is groot, zo blijkt, vooral als het gaat om het vraagstuk van de verbinding tussen theorie en praktijk en het leren van de professional. Sietske Waslander en Pieter Leenheer gaan in hun artikel nader in op de rol en betekenis van de media in het onderwijsdebat en leggen uit wat medialogica en mediatisering inhouden. Professionele leergemeenschappen krijgen ook in het onderwijs steeds meer aandacht. Maar wat is een professionele leergemeenschap en wat betekent deze voor het leiderschap in de school? Robert Mentink gaat in zijn bijdrage op zoek naar het antwoord. Ten slotte Nadat we eenmaal hadden besloten om De Nieuwe Meso te gaan maken, hebben we in relatief korte tijd deze eerste uitgave gemaakt. We zijn er trots op, maar realiseren ons tegelijkertijd dat we er hiermee nog niet zijn. Wij zijn vooral erg benieuwd wat u als lezer ervan vindt. Uw reacties zijn van harte welkom op redactie@denieuwemeso.nl. De redactie Deze eerste uitgave van De Nieuwe Meso is voor iedereen gratis beschikbaar!

€ 6,95

Boeken

Auteur: Anneke Westerhuis

Volgers & vormers Van alle banen in Nederland zijn er ongeveer zes procent in het onderwijs, 94 procent van de werkende bevolking heeft elders emplooi gevonden. Soms denk ik dat die 94 procent weet hoe het zou moeten, onderwijs geven, maar dat op de een of andere manier dit inzicht niet tot de hoofden van die zes procent doordringt. Dat iedereen weet dat het anders moet in het onderwijs, behalve de mensen die er werken. In ‘Volgers & Vormers’ komen vijftien van deze adviseurs aan het woord. Hun suggesties lopen uiteen. Een belangrijke reden is dat herinneringen aan het eigen onderwijs nogal uiteenlopen. Waar de ene auteur zijn gymnasiumtijd idealiseert en de ander terugverlangt naar de naoorlogse onderwijzersgeneraties met hun lust om alles te willen weten, vindt een derde dat de lat weer omhoog moet om jongeren te leren weerstanden te overwinnen. Tegenover projecties van jeugdherinneringen op het huidige onderwijs staan opinies van professionele onderzoekers die vanuit hun eigen vakdiscipline - en dus heel verschillend - naar het onderwijs kijken. Professionele bestuurders geven vervolgens adviezen om in een democratisch debat naar evenwicht te zoeken tussen deze verschillen.Mijn probleem met boeken zoals deze is niet dat ze legitimeren dat iedereen wat van het onderwijs mag vinden. Dat is het punt niet. Mij irriteert de pretentie die er vanuit gaat. De ondertitel van ‘Volgers & Vormers’ luidt ‘spraakmakende opinieleiders over de toekomst van het onderwijs’. Deze titel suggereert dat de auteurs als erkende opinieleiders een zekere autoriteit hebben om zich uit te spreken over de toekomst van het onderwijs en over het onderwijs van de toekomst. Die pretentie maakt de bundel volstrekt niet waar. Is het geestelijke luiheid dat geen enkele auteur stilstaat bij het feit dat in de laatste 25 jaar de onderwijsdeelname ingrijpend is veranderd, zowel kwantitatief (veel meer leerlingen volgen hogere vormen van onderwijs) als voor wat betreft de samenstelling van leerlingengroepen en hun sociaal-culturele oriëntaties? Maar meer nog: wat moet je met een kernboodschap waarin de verschillen in opinie op de verlammende tegenstelling tussen disciplineren voor de samenleving (‘volgen’) en ontwikkelen tot vrij individu (‘vormen’) worden gelegd?De Britse socioloog Michael Young spreekt over ‘powerful knowledge’ als hij het heeft over de kennis die leerlingen vaak niet van huis uit meekrijgen, maar die ze wel nodig hebben om een actief lid van de samenleving te kunnen zijn. Kennis van de samenleving, van de achtergronden, de verschillen en geschiedenissen brengt jongeren middenin de samenleving, stelt hen in staat er deel van uit te maken en deze verder te brengen met de actieve inzet van eigen inzichten. Een individu is niet vrij van de samenleving en er evenmin een slaaf van, maar leert - in het onderwijs - er zich toe te verhouden. Hoe het onderwijs dat moet aanpakken in een samenleving waar de tegenstellingen soms op scherp staan, dát zou ik wel eens willen horen vande spraakmakende opinieleiders! (AW) De firma Kort geleden kwam McKinsey met de nodige bombarie ons onderwijs binnen met een project waarbij leraren van elkaar leren door bij elkaar in de klas te komen. Bepaald geen oorspronkelijk idee dus. Zoals trouwens ook het eerder verschenen McKinsey-advies aan het Nederlandse onderwijs Investeer in de leraar uit 2012 moeilijk opzienbarend te noemen viel. Voor wie wil snappen hoe je zoiets flikt, is Duf McDonalds De Firma verhelderende lectuur. McDonald laat zien hoe McKinsey weinig anders deed dan ideeën van anderen recyclen en topmannen naar de mond praten, maar niettemin zo’n status wist te krijgen dat de organisatie erin slaagde schone handen te houden ondanks haar diepe betrokkenheid bij schandalen als dat van Enron. Matig geschreven en matig vertaald, maar heel leerzaam nu topmannen in de grote onderwijsconglomeraten geregeld bezwijken voor de verleidingen van boardroom consultants. (PL) Digitale dimentie Spitzers boodschap is onheilspellend: kinderen die gebruik maken van digitale media spreken belangrijke delen van hun hersenen niet aan, waardoor hun geheugen zich slecht ontwikkelt, leerprestaties achterlopen en sociale vaardigheden ernstig te wensen overlaten. Daarom geen iPads in het onderwijs. Echt leren is diepe verwerking die veel sporen in de hersenen achterlaten. “Laten we ophouden om de hoofden van de volgende generatie systematisch met vuilnis te vullen”, roept de auteur zijn lezers op. Spitzer is geen nostalgische, anti-modernistische pamflettist, maar een gerenommeerd geheugenonderzoeker, die zijn betoog met veel wetenschappelijke resultaten onderbouwt. Hoe zouden collega-onderzoeker Jelle Jolles en ict-onderwijspartner Kennisnet naar computers als leervertragers kijken? (GVL)
Gratis
lees meer

Je bent jong en je wordt… Schoolleider

Auteur: Klaas Pit

SCHOOLLEIDER Tineke Ensing zette in augustus 2013 als 28-jarige de stap van docent naar afdelingsleider vmbo-onderbouw op het Stedelijk Dalton College Alkmaar, een brede scholengemeenschap voor vmbo, havo en vwo (www.daltonalkmaar.nl). Na haar alo-opleiding en de pabo (met Daltonspecialisatie), werkte Tineke Ensing vier jaar als docent lichamelijke opvoeding op een scholengemeenschap in Hilversum. Nu geeft ze leiding aan ca. 20 docenten, is ze lid van het managementteam van de school en heeft ze ca. 235 leerlingen vmbo-leerlingen onder haar hoede. Daarnaast geeft ze aan een klas lichamelijke opvoeding. Ik weet nog precies het moment waarop ik dacht dat ik graag leidinggevende wilde worden, terwijl ik nog maar nauwelijks ervaring had als docent. Het was in het begin van mijn kennismaking met het onderwijs, in mijn stageperiode. Daar kwam al snel het besef dat het toch ook anders zou kunnen in het onderwijs. Veel docenten klaagden over hun werk en ook in organisatorisch opzicht liep het op mijn stageschool niet zo gesmeerd.’ Aan het woord is Tineke Ensing. Zij bijt als kersverse teamleider in deze nieuwe rubriek het spits af. In ‘Je bent jong en je wordt … schoolleider’ laten we telkens een jonge schoolleider aan het woord, die recent de stap naar een leidinggevende functie in het onderwijs heeft gezet: Wat beweegt deze jongere? Wat zijn zoal de eerste ervaringen? Belangstelling voor het schoolleiderschap De gedachte dat er meer uit het onderwijs was te halen dan daar gebeurde, liet mij niet meer los. Toen wist ik al dat ik meer wilde zijn dan alleen docent. Later, op mijn eerste echte school, had ik 40 jaar kunnen blijven als docent lichamelijke opvoeding. Het was een leuke school waar voor docenten veel mogelijk was, maar ook daar vond ik dat het beter kon. Ik realiseerde me opnieuw, dat als ik kan meewerken aan beter en mooier onderwijs voor jongeren, mij dat veel energie gaf. Mijn ambitie deed de rest.’ Zonder ervaring leidinggevende worden ‘Natuurlijk mis ik ervaring op het gebied van leidinggeven, maar ik ervaar dat helemaal niet als een nadeel. Ik vind mezelf ambitieus, levendig en ondernemend en dat is naar mijn idee minstens even belangrijk als al die ervaring. Ervaren moeten zijn, zegt meer iets over hoe het onderwijs tegen leidinggeven aankijkt: in het onderwijs langs vaste paden wandelen om uiteindelijk ergens in de schoolleiding aan te komen. Het lijkt soms net alsof je als docent een plaats in de schoolleiding moet verdienen. Nu ik ruim een half jaar afdelingsleider ben en lid van de schoolleiding, heb ik het gemis aan ervaring eerder ervaren als een pluspunt, zowel voor mezelf als voor mijn afdeling. Ik sta er onbevangen in, sta overal voor open, bevraag vanzelfsprekendheden en kijk wel wat er gebeurt en wat er op me af komt. Wie ben ik om, zeker in het begin, de anderen in mijn team die vaak al jaren op de school werken, te vertellen wat wel of niet goed is. Ik heb geluisterd en vooral informatieve en kritische vragen gesteld. Ook naar wat we graag als team voor elkaar willen krijgen voor onze leerlingen. Met dit open vizier heb ik mijn afdeling in het afgelopen half jaar goed leren kennen. Deze open houding is voor mij als leidinggevende essentieel, ook nu ik na een half jaar langzamerhand zie waar ik als leidinggevende van betekenis kan zijn voor mijn team en in de school. Ik geef leiding aan een redelijk jong team en wij delen een sterke passie voor onze leerlingen en hun ontwikkeling. Daar ligt ook mijn drijfveer: wat kan en moet de school doen om leerlingen optimaal tot hun recht te laten komen.’ Zonder opleiding, steun en vertrouwen gaat het niet ‘Op mijn eerste school heb ik vrij snel bij de schoolleiding gevraagd of ik me mocht inschrijven bij een opleiding voor onderwijskundig leiderschap. Mijn rector destijds heeft van begin af aan meegewerkt: hij stond me onbetaald verlof toe voor een opleiding Educational leadership in New York en op school kende hij me enkele projecten toe om ervaring op te doen. Ik vind het investeren in goede opleidingen wezenlijk voor jonge en nog onervaren leidinggevenden. Mijn huidige rector stimuleert dat ook en faciliteert mijn masteropleiding Integraal leiderschap bij het Centrum voor Nascholing. Daarnaast volg ik als coachee sinds kort het coachingsprogramma van de VO-academie. Dit samen op laten gaan van werken en leren werkt heel erg goed. De master legt een stevige basis voor de ontwikkeling van mijn leiderschap. Vooral het doen van onderzoek spreekt me erg aan. Mijn onderzoek richt zich op de motivatie van jongens en meisjes in de Daltonuren. Ik moet dat nog verder uitwerken. Net als op school ben ik in de opleiding verreweg de jongste. Soms imponeert me dat allemaal wel en dan denk ik “Goh, dat ze dat allemaal al weten …”. Maar het verlamt me allerminst. Integendeel. In de schoolleiding ben ik de Benjamin wat betreft leeftijd en ervaring, maar ik voel me door mijn collega’s volledig geaccepteerd en zij zijn voor mij vaak een dankbare vraagbaak. Mijn werkomgeving is voor mij dan ook een ideale leeromgeving. Dit gevoel van acceptatie en de steun en het vertrouwen dat mijn collega’s mij geven is hiervoor een hele belangrijke voorwaarde.’ Het is anders om leidinggevende te zijn ‘Als docent ging ik binnen en soms ook buiten het werk veel persoonlijker en amicaler om met mijn collega’s dan ik nu doe als leidinggevende. Ik probeer toch op zo’n natuurlijk mogelijke manier professionele afstand te bewaren, omdat mijn plaats in de school een andere is. Ik vind dat het zo moet en merk dat ik het ook prettig en geruststellend vind. Het maakt je wel wat eenzamer, al is dat iets te zwaar aangezet. Verder merk ik dat mijn overzichtelijke en afgebakende wereld van het docentschap er niet meer is. Vooral in het begin komt er zo veel op je af: leerlingen die aandacht vragen, ouders die aan de bel trekken, docenten met wensen en dan ook nog eens de gevarieerde agenda van de schoolleiding. Alles komt binnen in het begin en dwarrelt voortdurend om je heen. Langzaamaan wordt dat wat minder, kun je het een en ander plaatsen en ontstaat er iets van een context. In het begin, maar ook nu nog, maakt je dat onzeker. Maar ik vind dat niet vervelend. De onzekerheid stimuleert eerder om te leren en verder te ontwikkelen, dan dat het remt. Wel merk ik dat ik regelmatig bevestiging nodig heb, dat ik op de goede weg ben. Deze krijg ik gelukkig ook van mijn collega’s. En verder blijf ik maar vragen. Hoe vaak ik al niet de vraag heb gesteld “Waar gaat dit in hemelsnaam over?” Toch blijft het nog wel wennen en zoeken: bezig zijn met veel dingen tegelijk, omgaan met soms tegenstrijdige meningen en belangen, het vinden van oplossingen en werken met het team en de schoolleiding. Ik lig er niet wakker van, maar ik ben er wel druk mee. De wereld stopt morgen niet met draaien als ik vandaag geen antwoord heb. Belangrijk vind ik om in de school duidelijk te maken dat je niet overal antwoorden op hebt of wilt hebben.’ Ga er voor als jongere ‘Ik raad mijn leeftijdsgenoten aan om te gaan voor een leidinggevende functie in het onderwijs als je daar echt voor voelt. Ik ben ervan overtuigd dat je ontzettend goed kunt worden in wat je graag wil. Ga er bij wijze van spreken vandaag nog voor. Geef het aan in je eigen school en denk niet dat men het raar of gek vindt. Wees brutaal en ga naar New York voor een paar maanden, of begin aan een opleiding. Wees open over je ambities! Op veel scholen mag de schoolleiding wat mij betreft wel wat meer aandurven. Van de meer dan 30 sollicitaties die ik heb geschreven, hebben twee schoolleiders het aangedurfd met mij in gesprek te gaan en uiteindelijk één om met mij in zee te gaan. Ik merk aan alles dat mijn rector vertrouwen in mij heeft en de voordelen ziet van mijn onervarenheid binnen een stabiel en ervaren team. Zij neemt mijn vragen en ideeën serieus, geeft mij ruimte, accepteert het als ik het even niet weet en is er wanneer ik steun nodig heb. Dat geldt ook voor mijn collega’s in de schoolleiding. Ik zie het als een prachtige kans dat ik deze baan heb gekregen en ga daar iets fantastisch van maken. Ik roep de schoolleiders dan ook graag op om jonge, onervaren en ambitieuze docenten een kans te geven. Nodig ze vaker uit op gesprek en durf het aan.’
Gratis
lees meer

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper