logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen

Boeksamenvatting: Vrije ruimte

Auteur: Els Ackerman

Vrije Ruimte Filosoferen in organisaties Jos Kessels, Erik Boers & Pieter Mostert. Boom, 5e druk 2009. ISBN 978 90 535 2827 3 Hoe kunnen de klassieke idealen van welsprekendheid, weldenkendheid en wellevendheid weer ingang vinden in hedendaagse organisaties? De auteurs steken deze drie kunsten, tegenwoordig in managementliteratuur aangeduid als ‘excellence’, in een modern jasje. Ook ethiek komt daarbij aan bod. Voor dit boek heeft de lezer tijd nodig. Het is geen boek dat je even tussendoor leest, je moet er ruimte voor maken. Dat ligt niet aan de stijl van schrijven, want die is glashelder. De auteurs zijn Jos Kessels, Erik Boers en Pieter Mostert. Alle drie filosoof met jarenlange ervaring in het adviseren en opleiden in organisaties. Zij doen dat vooral met gesprekken die gericht zijn op verheldering van essenties, opschorten van oordelen, verwoorden en toetsen van persoonlijke visies. Als voorwaarde voor deze manier van bezinnen zien zij het creëren van ‘vrije ruimte’, het vermogen zich los te maken uit de gebruikelijke strategische oriëntatie en voorbij directe belangen en resultaten te denken. Hoe zit dit boek in elkaar? ‘Vrije ruimte’ bestaat uit twee stukken: 176 pagina’s theorie inclusief een groot aantal casussen en 66 pagina’s werkmateriaal en praktijkwijzers. Hoofdstuk 1 ‘Scholing en vrije ruimte’ introduceert de belangrijkste begrippen als vrije ruimte, de functie daarvan voor leerprocessen in organisaties, de relatie tussen vrije ruimte en publieke ruimte, het verschil tussen instrumentele en substantiële rationaliteit en de samenhang daarvan met de klassieke deugdenleer en met moderne dialoogopvattingen. In hoofdstuk 2 gaat het over dialectiek, de kunst van het voeren van dialogen of onderzoeksgesprekken. Met een zeer realistische casus, waarin alle hedendaagse misverstanden zijn te herkennen. Hoofdstuk 3 is gewijd aan de retorica, de kunst van het overtuigen en het vrijmoedig spreken. Ook komen de verhouding van retorica tot dialectica en de rol van debatten in organisaties aan de orde. Hoofdstuk 4 houdt zich bezig met de oorspronkelijke betekenis van grammatica, de kunst van het vastleggen van ideeën. De auteurs geven daartoe een aantal oefeningen en methodieken die meestal niet gedoceerd worden in cursussen ‘zakelijk schrijven’ en die een specifiek verband hebben met het filosoferen in organisaties. In hoofdstuk 5 komt de ethica aan bod: de kunst goed te leven en het meesterschap dat dit vergt. Aan de hand van een concrete casus laten zij zien wat de vrijheid inhoudt waar de vrije kunsten op gericht zijn. Ze trekken lijnen naar de klassieke filosofische scholen en de programma’s die zij hadden op het gebied van meesterschap, het huidige begrip van ‘excellence’. Hoofdstuk 6 richt zich op de publieke kant van meesterschap, leiderschap en de klassiek-filosofische opvattingen over scholing daarin. Wat heb ik daar als loopbaanprofessional mee te maken? Steeds vaker merkt de loopbaanprofessional dat hij niet alleen te maken heeft met zijn cliënt of zijn directe opdrachtgever, maar ook met de organisatie die daar achter staat. Een organisatie die soms op zijn laatste benen loopt, bezuinigingen moet doorvoeren die haaks op de missie staan of die zich afvraagt waar ze nu eigenlijk mee bezig zijn. In ‘Vrije Ruimte’ loopt de professional voordurend op tegen herkenningspunten, zowel in zijn eigen manier van denken als bij cliënten en opdrachtgevers. Een paar ondertitels bij hoofdstukken: afzien van oplossing, een concreet voorbeeld kiezen, verblijven in het ongewisse, benoemen van essenties, prikkelen, een debat over klantgerichtheid, overtuigingsmiddelen, over het belang van vergaderen, tafelschikking en tijdverdeling, werkelijkheid en fictie, reflectief dagboek, de middenpositie, vrijheid, de kennis van de meester, ethiek, verbinding, leiderschap en meesterschap. Genoeg herkenning om tijd vrij te maken en stil te staan? Werkmateriaal en praktijkwijzers Een selectie aanwijzingen, stappenplannen, werkvormen of schema’s, ontwikkeld door de auteurs. Een handvat om zelf aan de slag te gaan, vrijelijk te gebruiken mits met bronvermelding. Bijvoorbeeld: richtlijnen voor het tot stand brengen van een dialoog, gespreksregels socratisch gesprek, toveren, bepalen van een goede uitgangsvraag, werken met beelden, kernachtig spreken, argumentatief verslag, het juiste register, vriendschap. De meest intrigerende methodiek die ik tegenkwam is: kapittelen. En dat betekent iets anders dan de lezer van deze samenvatting nu denkt. Perfect te gebruiken in teamtrainingen, groepsgesprekken en andere ingewikkelde situaties. Wie dieper wil gaan, niet alleen in organisaties maar ook met individuele cliënten, maakt vrije ruimte om zijn eigen denkwijzen te toetsen aan die van de auteurs. Els Ackerman werkt in Rotterdam in haar bureau Praktijk voor Loopbaanadvies en Coaching. Voor www.intermediair.nl maakt zij de wekelijkse rubriek Loopbaanadvies. Els is lid van de redactie van LoopbaanVisie. info@elsackerman.nl
Gratis
lees meer

Boekbespreking: Career Counseling

Auteur: Jouke Post

Career Counseling Career Counseling. Theories of Psychotherapy Series. Mark Savickas. American Psychological Association, 2011. 978 14 338 0980 4 In de prestigieuze serie ‘The Theories of Psychotherapy’, uitgegeven onder auspiciën van the American Psychological Association, verscheen vorig jaar ‘Career Counseling’ van Mark Savickas. Als hoogleraar, auteur en hoofdredacteur heeft Savickas zijn sporen in zowel de theorie als de praktijk van loopbaanbegeleiding ruimschoots verdiend. Dat een dergelijke titel in deze serie verschijnt, vormt op zichzelf al een positief signaal voor de status van loopbaanbegeleiding. ‘Career Counseling’ is het meest actuele en systematische overzichtswerk van het gedachtegoed van Savickas en een interessant voorbeeld van de narratieve stroming binnen loopbaanbegeleiding. In hoofdstuk 1 schetst Savickas de historische ontwikkeling van het vakgebied en plaatst zijn eigen visie in het palet van de diverse soorten begeleiding. Daarnaast gaat hij in op de belangrijkste veranderingen op de huidige én toekomstige arbeidsmarkt. Dit leidt hem tot de stelling dat bestaande theorieën over loopbanen niet op een adequate manier inspelen op toenemende onzekerheid en turbulentie. Het gaat immers in toenemende mate om het ontwikkelen van een flexibele identiteit in steeds veranderende en wisselende omgevingen. Werk verliest haar rol als de centrale en stabiele ‘spindoctor’ van de levensloop van mensen. In plaats daarvan komt wat Savickas ‘biographicity’ noemt: het vermogen nieuwe en verwarrende ervaringen te integreren in de eigen biografie. Mensen moeten leren zowel samenhang als eigenheid te ontwikkelen in hun leven. Zelf en verhaal Savickas besteedt veel aandacht aan ‘zelf’ en identiteit’. Werken aan je loopbaan komt neer op het ‘bouwen van een zelf’. Een loopbaan is te zien als een constructie van het eigen levensverhaal, waarbij het zelf wordt geconstrueerd. Het ‘zelf’ is dus geen passief element dat wordt gediagnosticeerd via tests of vragenlijsten, maar het gevolg van een actieve en creatieve houding. Hierin spelen taal en reflectie een cruciale, want faciliterende rol. Constructie is gericht op het zoeken naar zingeving en samenhang en het integreren van nieuwe ervaringen. Identiteit gaat altijd over de paradox tussen continuïteit/permanentie en verandering/flexibiliteit/aanpassing. Loopbaancounseling richt zich op het ontwikkelen en herstellen van een gevoel van continuïteit waarmee transities mogelijk zijn zonder een verlies van dit zelf. Een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het ‘verhaal’: in hun levensverhaal proberen mensen bepaalde breuklijnen in hun leven van betekenis te voorzien. Savickas is ervan overtuigd dat ieder mens binnen zijn leven en loopbaan een  persoonlijk thema uitwerkt, dat kan dienen om samenhang, continuïteit en betekenis te genereren. Het leven als zoektocht, waarin dit levens- of loopbaanthema helpt om tegenslag te overwinnen. Hij verwijst hierbij naar verwante denkbeelden van psychologen als Adler, Jung en Frankl. De loopbaan wordt dus primair opgevat als psychologische taak: individuen zoeken werk waarin de progressieve realisatie van de eigen heelheid (‘wholeness’) gestalte kan krijgen. Het Career Story Interview Na de theoretische en inleidende hoofdstukken werkt Savickas enkele methodische lijnen uit. Het ‘Career Story Interview’  (CSI) vormt de kern, een set vragen en opdrachten die Savickas in de afgelopen dertig jaren heeft ontwikkeld. Het CSI bestaat uit vijf componenten: Rolmodellen: cliënten verwoorden hun zelfconcept door het benoemen van personen die ze bewonderen. De startvraag luidt: ‘wie bewonderde jij toen je zes jaar oud was?’ Savickas is gewend aan de moeite die sommige cliënten hebben met deze vraagstelling en wijst op alternatieven. Ook geeft hij aanwijzingen om door te vragen: in welk opzicht ben jij gelijk aan deze persoon, in welk opzicht anders? Tijdschriften: het zoeken naar favoriete tijdschriften, tv-programma’s of websites vormt een ingang voor interesses en (beroeps)omgevingen die cliënten aanspreken. Er worden richtlijnen gegeven om door te vragen op antwoorden om zicht te krijgen op (beroepen)voorkeuren. Favoriete verhaal: de cliënt wordt gevraagd zijn of haar favoriete verhaal of film te vertellen en in eigen woorden toe te lichten.  Savickas legt een psychologische link tussen het verhaal en het loopbaanthema. Motto’s: welk advies – in de vorm van een motto – zou de cliënt aan zichzelf geven? Het gaat om een spreuk die, of gezegde dat, iets weerspiegelt van wat nodig is om verder te bewegen. Vroege herinneringen: Savickas vraagt zijn cliënten drie ‘vroege herinneringen’ te verwoorden en daar drie componenten in te benoemen: setting, actie en resultaten. Deze herinneringen worden door de cliënt verder toegelicht. Afrondend vraagt hij van deze herinnering een krantenkop te maken die de essentie van de herinnering uitdrukt. In het gesprek dat volgt op het CSI worden de verschillende componenten tot een groter verhaal bewerkt. Savickas geeft concrete aanwijzingen om vanuit dit verzamelde (innerlijk) materiaal te komen tot beelden over beroepsmogelijkheden. De cliënt zet zelf de stap van intentie naar actie. Deze fase kent vijf componenten: Preoccupatie: thema’s die in de vroege herinneringen naar voren kwamen. Welke zijn voor de cliënt van betekenis? Wat gaat hem of haar aan het hart? Zelf: hoe ontwikkelde de cliënt zich, mede als gevolg van de preoccupatie? Setting:  welke omgeving heeft de cliënts voorkeur voor beroepsuitoefening? Script:  hier worden ‘zelf’ en ‘setting’ gecombineerd door het opnieuw bespreken van het favoriete verhaal, nu in het licht van de eigen toekomst. Advies: hier komen spreuk of gezegde terug als aanwijzing. Toekomstscenario: bespreken van een zo optimaal mogelijk scenario met de (beroeps- of studie)richting voor de cliënt. Voor welke maatschappelijke problemen wil hij bijdragen aan een oplossing? Het vinden en verwoorden van deze vijf componenten is een proces waar zowel de counselor als de cliënt actief bij betrokken zijn. Het gaat erom de kennis die is opgedaan in de eerdere sessies aan te wenden voor een vitaliserend en richtinggevend perspectief. Savickas’ methode bestaat doorgaans uit drie gesprekken. Dit lijkt ook de kracht te zijn: een sterk gestructureerde en systematische methode, inclusief specifieke vragen en aanwijzingen. Er ligt grote nadruk op het subjectieve en psychologische element: de cliënt moet zelf verwoorden wat hem bezighoudt en hoe hij tot actie overgaat. De methode is primair gericht op (zelf)inzicht: via de vragen, en opdrachten en spiegeling door de begeleider, wordt de cliënt iets duidelijk; dat inzicht leidt vervolgens tot concrete stappen. De ideale kandidaat voor deze begeleidingsvorm lijkt een actieve, gemotiveerde en ook behoorlijk verbale cliënt te zijn. Het is waarschijnlijk geen toeval dat de meeste voorbeeldcliënten in dit boek universitaire studenten zijn. ‘Career Counseling’ is een inspirerend boek, een zeer leesbare combinatie van theorie en praktijk. Het is bovendien prima mogelijk de (losse) methodische componenten in de eigen werkwijze te integreren.
Gratis
lees meer

Apps voor loopbanen

Auteur: Nienke Kamphuis

Coolwidget Studiekeuze app op basis van merkvoorkeuren. De Cool Widget is nu ook verkrijgbaar voor je smartphone via http://m.coolwidget.nl of in de App Store (Blackberry & iPhone). Career tip iPhone/iPad applicatie met het laatste nieuws en veel tips voor werkzoekenden van loopbaancoaches en recruiters over de hele wereld. Deze applicatie is gericht op zowel Nederlandstalige, Engelstalige als Duitstalige lezers en bevat vele verwijzingen naar online carrière bronnen. Het bevat tevens twee nieuwsfeeds met LinkedIn aanverwante artikelen ter ondersteuning van onze boeken over ‘Solliciteren via LinkedIn‘. Download deze gratis iPhone App, ook geschikt voor iPad en iPod, via itunes.apple.com of zoek naar ‘Career Tip’ in de iTunes Store. iMission De app van Remco Claassen die voortkomt uit het succesvolle boeken ‘Ik’ en ‘Wij’. Je krijgt hulp en tips bij het ontdekken van je drijfveren, het formuleren van je mission statement en het ontwerpen van je leefregels en doelen. Echt een aanrader en heel makkelijk in gebruik. Voor coaches die werken met het mission statement kan dit een absolute aanvulling op het programma betekenen. Core Quality Deze app van Daniel Offman gaat verder in op zelfonderzoek door middel van het bekende kernkwadrant. Waardevolle aanvulling voor wie met het kernkwadrant werkt. Wonderful Wonderful is een applicatie die je dagelijks actief vraagt hoe je dag was. Dit kan je hierin opslaan en later nog eens teruglezen. Eenvoudig en effectief.
Gratis
lees meer

Jongeren (volledige uitgave, 20 artikelen)

INHOUD THEMA 'JONGEREN' (januari 2012) Stelling De BV Ik, Meis Thewissen Een multi-company traineeship, Nienke Kamphuis & Martin Reekers Generatie YEP bestormt de markt, Arjan Erkel & Sezgin Yilgin PRAKTIJK Boeksamenvatting: Beroepskeuzedagboek, Nienke Kamphuis Transitie en de betekenis van werk, Leo Wilhelm & Jakob van Wielink De 5 H’s van Mark Savickas, Perry Filippini Van zoeken naar gevonden worden, Inge van Erkel Jong en ondernemend, Els Oosthoek Speciale projecten voor kwetsbare jongeren, Antoinette Fonville & Nienke Kamphuis Ervaring met studieloopbaancoaching, Sophie Beckering So you think you can teach? Martin Reekers When the music changes, so must the dance, Tom Luken WETENSCHAP De subjectieve betekenis van carrièresucces, Michiel Bloemen, Nele Peeters, Annelies de Cuyper, Julie Arnhem & Nicky Dries Persoonlijkheid en loopbaansucces, Judith Semeijn & Beatrice van der Heijden Wegwijs in coaching, Jesse Segers Wetenswaard NIEUW(S) Jongeren, arbeidsmarkt en social media, Jarno Duursma Leraren zijn pedagogisch verlegen, Martin Reekers Facts & FAQ’s, Els Ackerman, Frank van der Mijn & Evelien Eijssen Vicieuze cirkel, Janneke de Jong Boekbesprekingen Houten handdruk, Marc van Gestel TEN GELEIDE  Jongeren onderscheiden zich op meerdere wijzen van ouderen. In tal van opzichten zijn ze volop in ontwikkeling: fysiek en neurologisch, maar ook emotioneel en qua loopbaan. Terwijl ze net aan hun eigen lengte zijn gewend, de eerste verliefdheden misschien nog door de aderen razen, ze de wereld al enigszins of nog helemaal niet begrijpen en ze zich soms ongenuanceerd losmaken van hun ouders, dient de eerste baan zich aan. Althans, als ze geluk hebben en niet in een onbemiddelbare doelgroep vallen. Dat nieuwe werk vraagt doorzettingsvermogen, lange dagen maken, minder tijd hebben voor uitgaan en lanterfanten en een nieuwe mentaliteit van in het leven staan. Op het werk kom je dan bovendien van die doorgewinterde oudjes tegen die het beter weten, jou onbeleefd vinden, niets begrijpen van zoiets normaals als Whatsappen en veel te veel leven voor hun werk. Ik weet niet hoe het u verging, maar ik vond die eerste loopbaanstappen moeizaam. Werken leek me niet leuk en ontnam me de mogelijkheid om te wandelen, te dwalen, plezier te maken, mijn eigen tijd in te delen en eindeloos te staren naar iemand anders of gewoon naar de zomerse hemelluchten. Het duurde jaren voordat ik ontdekte dat werken echt leuk kan zijn en collega’s boeiende personen. Als jongere moet je een nieuwe balans vinden, komend vanuit een leven in (ogenschijnlijk) volle vrijheid en bewegend naar een werkend bestaan vol verantwoordelijkheid. Kenmerkend voor de huidige generatie (westerse) jongeren is dat zij weinig sturing hebben gekregen, in een rijke wereld zijn opgegroeid met onbegrensde keuzemogelijkheden en veel belang hechten aan zelfontplooiing en blijvende vrijheid. Dat maakt die overgang des te lastiger. En dat ze vanwege hun neurofysiologische stadium nog moeite hebben om op hun soms hedonistische levensstijl te reflecteren, helpt ze bovendien niet om de omslag makkelijk te maken. Moeten ze maar eens ‘gewoon’ leren te werken? Hebben ze strenger toezicht nodig? Gaat die vrijheidsdrang vanzelf wel over (helaas, zou ik willen toevoegen)? Een paar kanttekeningen. Allereerst spreekt hier een vader die graag zou zien dat zijn zonen en dochter nou eens gaan doorpakken. Ten tweede zijn er veel jongeren die helemaal niet in weelde zijn opgegroeid, moeilijk bemiddelbaar zijn en dolgraag zouden willen werken. Ten derde zullen oudere generaties moeten gaan inzien dat de jongste generatie vernieuwingen meeneemt die de wereld drastisch beïnvloeden en haar ten goede kunnen veranderen. En ja, toch ook, ten laatste: ook anno 2012 zullen jongeren moeten leren wat de basisattitude en consequenties van een werkend bestaan zijn, want zo zit de wereld nu eenmaal in elkaar. Laten we ze daarbij wel de ruimte voor vernieuwing geven. Van loopbaanprofessionals wordt gevraagd de verschillende werelden van de hedendaagse jongeren te leren kennen en te waarderen. We kunnen ze helpen om die loopbaan te bewandelen en er vertrouwen bij op te bouwen, met behoud van hun jeugdig elan en met ruimte voor hun knowhow op het gebied van social media en nieuwe organisatievormen. En ten slotte kunnen we jongeren ‘het nut’ van ouderen leren en andersom. Daarom ligt hier het themanummer 'Jongeren' voor u.

€ 6,95

Boeksamenvatting: Beroepskeuzedagboek

Auteur: Nienke Kamphuis

Beroepskeuzedagboek Pionier. Beroepskeuzedagboek vmbo. Marja Canisius, Harry Meerts, Peter de Visser. Profiel-ASL, 2011. ISBN 978 94 605 9003 0 Het ‘Beroepskeuzedagboek’ is een methode voor loopbaanoriëntatie en –begeleiding. Voor de verschillende leerjaren van het vmbo, havo en vwo zijn afzonderlijke uitgaven beschikbaar, zoals ‘Pionier’ en ‘Loopbaanverkenner’ (zie verderop). In de uitgave ‘Spoorzoeker’ staat een eerste kennismaking van vmbo-tl, havo- en vwo-leerlingen met Loopbaanontwikkeling en -begeleiding (LOB) centraal. De ‘Profielkiezer’ helpt havo en vwo-leerlingen een profielkeuze te maken. De ‘Studieloopbaanplanner’ tenslotte is gericht op leerlingen in de bovenbouw van havo en vwo. Het begeleidt de studievoortgang en er wordt een individueel LOB-traject gestart. Uitgezonderd ‘Pionier’ en ‘Spoorzoeker’ bouwt de leerling een digitaal portfolio op. Uitkomsten van vragenlijsten die online worden ingevuld, worden in het portfolio opgenomen. LOB wordt in het ‘Beroepskeuzedagboek’ afgesloten met een loopbaanplan. De methode is gebaseerd op meerdere uitgangspunten. Zo is kunnen communiceren over loopbaanideeën in het ‘Beroepskeuzedagboek’ een sleutelbegrip. Dit behelst: het onder woorden brengen van de eigen keuzesituatie, in staat zijn tot overleg met medeleerlingen, mentor of ouders, het kunnen benoemen van loopbaandilemma’s of knelpunten en helder aangeven wanneer advies of ondersteuning wenselijk is. In alle onderdelen van de reeks komt het totale functioneren van een leerling aan bod; het blijft niet beperkt tot het schoolse functioneren. De verwerking van die ervaringen vormt de basis van zelfwaarneming, eveneens een belangrijk uitgangspunt in de reeks, want zelfwaarneming ligt vervolgens aan de basis van de toekomstplannen. Met als basis het zelfonderzoek werkt een leerling gestructureerd toe naar het onderzoeken, onderbouwen en beargumenteren van zijn sector-, afdelings-, vakken- en studiekeuze. Het is moeilijk een gehele methode in een tekst toe te lichten. De onderdelen ‘Pionier’ en ‘Loopbaanverkenner’ zijn gericht op LOB bij vmbo-leerlingen. Deze twee worden hieronder kort toegelicht. De ‘Pionier’ bereidt leerlingen van vmbo-2 voor op het kiezen voor sector, leerweg en/of afdeling aan het einde van het tweede leerjaar. Door korte teksten, levensechte voorbeelden, veel opdrachten en een duidelijke lay-out is het geschikt voor alle leerlingen van het vmbo en speciaal onderwijs. Centrale thema’s zijn: zelfconceptverheldering (met zelfbeoordelingen van interesses, capaciteiten, vaardigheden,  persoonlijke eigenschappen), introductie in de beroepenwereld, kennismaking met de afdelingen en keuze van de afdeling/leerroute na het tweede leerjaar. Het werkblad met samenvattingen van de centrale thema’s, biedt de mentor een overzicht en geeft inzicht in de voortgang. De ‘Pionier’ is web based en geeft de leerling de mogelijkheid een online interessevragenlijst in te vullen. De uitslag biedt houvast voor de sector- en afdelingskeuze. De ‘Loopbaanverkenner’ is geschikt voor leerlingen uit alle leerwegen van het derde leerjaar vmbo. Deze uitgave bouwt voort op de ‘Pionier’ en de ‘Spoorzoeker’ en bereidt voor op de studiekeuze na het vmbo en het samenstellen van het vakkenpakket. De leerling krijgt een toegangscode tot een online programma en kan in opdracht van de mentor of decaan zelfstandig opdrachten uitvoeren. De leerling bouwt in het derde en vierde leerjaar een online portfolio op waarin zijn  belangrijkste wensen, voorkeuren en keuzen staan. De loopbaanwensen en ideeën van de leerling zijn het vertrekpunt. Het verkennen van deze wensen en ideeën vindt plaats door de zogenaamde loopbaanankers. Ze worden gekoppeld aan herkenbare en concrete aspecten van werk, zoals werkzaamheden, werkomgeving en materialen. Uitgangspunt is dat voor de vmbo-leerling de beroepenwereld veel eerder deel uitmaakt van de realiteit dan voor een havo- en vwo-leerling. Met het resultaat van zijn zelfbeoordeling stelt de leerling een ‘Loopbaan-ID’ en een ‘School-ID’ op. Vervolgens verkent hij de beroepenwereld verder met het ‘Interessekompas’. De leerstof in de reeks ‘Beroepskeuzedagboek’ is themagericht en kent een vaststaand model: Thema introductie. Het doel is de leerling bekend • te maken met het onderwerp; dit geschiedt met verhalen uit de praktijk en/of met behulp van interactieve media. Thema verwerking algemeen. De leerling doet een algemene oefening uit het leerlingenboek. Zo leert hij te werken met het thema zonder tot een persoonlijke vertaling te komen. Thema verwerking persoonlijk. Nu vertaalt de leerling het thema persoonlijk. Deze opdracht is altijd individueel en hoeft niet op school te gebeuren. Thema evaluatie persoonlijk. In deze fase komt de leerling tot een conclusie, samenvatting of een persoonlijke stellingname. Die brengt hij over op zijn werkblad of in zijn digitaal portfolio. De informatie bevat de bouwstenen waarop de leerling zijn keuze baseert en onderbouwt. Elk Beroepskeuzedagboek bevat een praktische handleiding voor de begeleider met uitgewerkte lesbrieven en werkvormen. Daarnaast is er een ouderbrochure waarmee ouders geïnformeerd en zo mogelijk ook geactiveerd kunnen worden.
Gratis
lees meer

Wetenswaard: Jongeren

Talentmanagement hard nodig Talentmanagement hard nodig: Over het benutten van kansen en het tot bloei brengen van talent. Oratie de heer Paul Kop. 3 november 2011. Hogeschool Leiden. Wat is er nu zo bijzonder aan talentmanagement? Is het hype of noodzaak? Naar de mening van drs. Paul Kop, sinds 2010 lector Talentmanagement aan Hogeschool Leiden, heeft ieder mens talent. Alleen, veel talent wordt verspild of niet gezien. Hoe kunnen we talenten opsporen en benutten? Natuurlijk gebeurt er incidenteel veel goeds. Er zijn bedrijven waar prachtige dingen gebeuren. En van de wereld van sport en muziek valt veel te leren. Onderzoek daarnaar en naar vormen en effecten van talentmanagement is de opdracht van het lectoraat. Volgens drs. Paul Kop zijn er drie kwesties die nader onderzoek vragen. Hoe geef je betekenis aan gedrag? Met wat voor methode, of blik kijk je naar de ander? Het gaat om observatie, diagnose en interpretatie. Dat is de eerste kwestie. Een tweede kwestie is die van de zelfbeschrijving. Volwassenen, maar vooral ook jonge mensen moeten leren zichzelf te beschrijven. Meten, verzamelen van data en deze zelf vastleggen in daartoe geëigende systemen. We weten veel te weinig. Bijvoorbeeld over studievoortgang. We weten niet goed wat wel en wat niet werkt. De derde kwestie gaat over begeleiden, coachen en managen. Leidende vragen hierbij zijn: in wat voor klimaat komt talent goed tot zijn recht? Hoe haal je het beste uit anderen? Wat zijn de effecten van een waarderende en steunende aanpak? Wanneer en hoe maak je verschil tussen optimaal presteren en maximaal presteren? Jaarlijks, melden zich bijvoorbeeld duizenden jonge mensen voor het hoger onderwijs. Hun talenten moeten begeleid en ontwikkeld worden. Daar slaagt men helaas maar ten dele in. Er is jaarlijks veel uitval en daardoor verspilling van talent in het hoger onderwijs. Het lectoraat doet onder meer onderzoek naar oorzaken van studiesucces en studie-falen. Met als resultaat nieuwe werkwijzen voor het proces van instroom, doorstroom en uitstroom van studenten, die intensiever en gerichter begeleid worden. Met als doel verbetering van studierendement. Met goed ingericht talentmanagement valt winst te behalen. (Bron: Hogeschool Leiden) ■ Flexwerkers en zelfstandigen willen meer sociale zekerheid Flexible Employment: Risk and the Welfare State. Promotie de heer F.P.S. Dekker. 3 november 2011. Erasmus Universiteit Rotterdam. Flexwerkers en zelfstandiger vragen eerder om meer sociale bescherming dan een grotere mate van keuzevrijheid. Dat concludeert socioloog Fabian Dekker in zijn proefschrift ‘Flexible Employment, Risk and the Welfare State’. Steeds meer mensen werken op basis van een flexibel arbeidscontract, in teams of als zelfstandig ondernemer. Dekker onderzocht hoe flexwerkers en zelfstandigen denken over sociale zekerheid. Hij maakte daarbij gebruik van (inter)nationale data en diepte-interviews onder flexibele werknemers en zzp-ers. lexwerkers zijn baanonzeker en blijken een grotere behoefte te hebben aan sociale zekerheid, vooral als het gaat om compensatie van het werkloosheidsrisico. Het onderzoek van Dekker laat zien dat de risico’s die samenhangen  met flexibele arbeid vooral terecht komen bij groepen die al relatief kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Het zijn daarentegen werknemers met vaste arbeidscontracten die te maken krijgen met interne flexibilisering. Zij profiteren vooral van flexibilisering. Dit proces heeft een belangrijk gevolg, namelijk het ontstaan van een tweedeling tussen insiders die in aanraking komen met de kansen op de flexibele arbeidsmarkt en outsiders die in mindere mate profiteren van het werken in een flexibel arbeidsbestel. Voor beleidsmakers ligt er in de toekomst een belangrijke uitdaging om een (betere) balans te vinden tussen de risico’s van flexwerk en de gewenste mate van sociale bescherming. it het onderzoek blijkt verder dat zelfstandigen in hun opvattingen over sociale zekerheid in veel opzichten niet verschillen van werknemers. Zelfstandigen staan duidelijk negatiever tegenover werkloosheidsuitgaven, maar verschillen niet van werknemers in hun opvattingen over sociale zekerheid als het gaat om gezondheids- en ouderdomsrisico. Voorheen werd altijd aangenomen dat zelfstandigen per definitie negatief staan tegenover iedere vorm van sociale zekerheid.. (Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam) ■ Vrouwen profiteren van 4*9, mannen niet Van hoop des vaderlands naar ADHD’er Regionale arbeidsmarkt dynamiek en werkgelegenheidsverschillen naar geslacht. Promotie mevrouw Inge Noback. 27 oktober 2011. Rijksuniversiteit Groningen. Uit het promotieonderzoek van Inge Noback naar verschillen tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt blijkt dat mannen die vier dagen per week van negen uur werken minder doorgroeimogelijkheden hebben dan hun vrouwelijke collega’s met dezelfde werktijden. Het onderzoek naar de doorstroom van mannen en vrouwen naar topfuncties is gebaseerd op de personeelsgegevens van tienduizend medewerkers van een groot bedrijf in de financiële dienstverlening. Er is bijzonder aandacht voor deze gecomprimeerde werkweek van 36 uur in vier dagen, omdat het een combinatie is van een voltijdscontract in een flexibele uitvoering. Carrière maken betekent vaak veel uren investeren, terwijl de meeste vrouwen in Nederland in deeltijd werken. Een derde van de medewerkers uit het onderzoek, zowel mannen als vrouwen, werkt 4*9. Resultaten laten zien dat vrouwen nog altijd minder verdienen dan mannen ook wanneer er rekening gehouden wordt met verschil in werkervaring. Opmerkelijk is dat vrouwen die 4*9 werken in hogere functieschalen zitten en meer promotie hebben gemaakt dan hun mannelijke collega’s die ook 4*9 werken. Kennelijk worden de vrouwen die 4*9 werken hiervoor beloond omdat ze een voltijds aanstelling hebben, terwijl mannen die 4*9 werken worden afgestraft omdat ze maar vier in plaats van vijf dagen aanwezig zijn. Van vrouwen wordt eerder verwacht dat ze werk en zorg combineren en door 36 uur in de week te gaan werken zetten ze een stap in de richting van de ideale situatie, namelijk zoveel mogelijk investeren in je carrière door altijd en overal beschikbaar te zijn. Mannen werkten altijd al voltijd en de mannen die nu 4*9 werken doen juist een stap uit de richting van de ideale situatie wat tot op  heden een stuk minder geaccepteerd is.(Bron: Rijksuniversiteit Groningen) ■ Van hoop des vaderlands naar ADHD’er Van hoop des vaderlands naar ADHD’er: Het beeld van de jongen in opvoedingsliteratuur (1882-2005). Promotie mevrouw Angela Crott. 21 december 2011. Radboud Universiteit Nijmegen. Vrouwenemancipatie is de belangrijkste oorzaak van de afname in waardering voor jongensgedrag, concludeertAngela Crott in haar proefschrift over de jongen in opvoedingsliteratuur (1882-2005). Aan de afname van waarderingvan (het beeld van) de jongen heeft een aantal twintigste-eeuwse maatschappelijke ontwikkelingen bijgedragen. Individualisering, de uitbreiding van de leerplicht en de vrouwenemancipatie gaan daarbij voorop. Hun gezamenlijk opvoedkundig eisenpakket voor de jongen − aan zijn eigen persoonlijkheid werken door middel van een steeds langer verblijf op school waar hij zijn communicatieve eigenschappen moet ontwikkelen − druist(e) volledig in tegen zijn behoefte om zo snel mogelijk een maatschappelijke rol van betekenis te gaan vervullen. Doordat de vrouwenemancipatie de jongen tevens zijn rol van beschermer van (de kuisheid van) het meisje ontnam en daarbovenop een beeld van hem schiep als (seksuele) agressor, kan deze maatschappelijke ontwikkeling als de belangrijkste oorzaak van de afgenomen waardering van jongensgedrag worden gezien.(Bron: Radboud Universiteit Nijmegen) ■
Gratis
lees meer

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper