Auteur: Joost Dijkstra
Het mondeling examen als statussymbool
Wat schrijf je in je laatste column van een serie? Niet dat ik een curriculum in gedachte had toen ik begon, maar ik wil de afsluiting toch enige status geven. Terugkijkend heb ik in vorige columns toetsing vooral benaderd als een manier om de competentie van studenten vast te stellen en deels hun leergedrag te beïnvloeden. Een functie van toetsing die ik daarbij niet heb meegenomen, sterker nog, waar ik tot voor kort nog nooit aan had gedacht, is de functie van het examen als statussymbool.
In dit geval gaat het niet over de status ‘toelating tot de arbeidsmarkt’. Het gaat over een mondeling examen dat geen ‘formele’ invloed heeft op je carrière. Ja echt, dat bestaat… De waarde ligt dan ook alleen in het verworven aanzien in de sociale omgeving. Bij de keuze van het toetsinstrument is het doel (en dus ook de functie) van enorm belang als het gaat om de eisen die gesteld moeten worden aan de drie bekendste kwaliteitseisen: betrouwbaarheid, validiteit en impact op leergedrag. Het mondeling examen voldoet niet als je kijkt naar de betrouwbaarheid van één mondeling met één examinator, maar meestal zijn meer examens en meer examinatoren te duur.
Voor validiteit lijkt een mondeling een prima instrument, althans op het eerste gezicht. Studenten kunnen flexibel en op maat beoordeeld worden. Als studenten verschillend onderwijs krijgen, bijvoorbeeld tijdens een stageperiode, dan kunnen de vragen op maat worden gemaakt zodat de student niet als eenheidsworst wordt benaderd. Helaas is het onderwerp van het mondeling vaak sterk gerelateerd aan de hobby van de examinator.
‘Maar een mondeling stuurt toch het leergedrag?”, dat is zeker zo, studenten zijn bang voor een mondeling dus studeren ze harder… Of: ze zoeken uit wat de interesses zijn van de examinatoren en bereiden dat onderwerp net wat beter voor dan de rest en laten tijdens het examen tussen neus en lippen door even vallen dat het zo’n interessant onderwerp is, baat het niet dan schaadt het niet. Dit lijkt een pleidooi tegen het mondeling examen… en dat is het ten dele ook…, maar dat komt vooral omdat de uitvoering vaak niet strookt met de theoretische potentie. Toch is er één praktijk waarin een mondeling zijn doel bereikt…, al wordt het niet snel toegegeven dat het doel het verlenen van status is. Dat is het formatieve mondeling examen, waarbij de sociale druk en het belang om het te halen zo hoog worden, dat het eigenlijk een summatief examen is geworden. Haal je het namelijk niet, dan voldoe je blijkbaar niet aan de gepercipieerde standaard en ben je niet gelijkwaardig aan je collega’s. Haal je het wel, dan heb je de status bereikt van erkende expertise. ‘Ik heb me bewezen tegenover de hooggewaardeerde en hooggeleerde professor in de kunde, die mij het vuur aan de schenen heeft gelegd’.
Moet dit mondeling worden afgeschaft? Ja, op toetstechnische gronden wel, maar het zal nooit (althans niet binnen afzienbare tijd) gebeuren. Het geloof in het mondeling bij examinatoren, geëxamineerden en hun sociale omgeving is zo groot dat het een belangrijke functie blijft vervullen in de eigen legitimering van het expert-zijn. Na een lange discussie over de betrouwbaarheid sloot een examinator dan ook af met: “Het mag dan misschien minder betrouwbaar zijn, maar ik vind het wel belangrijk, want ik krijg zo wel een goed beeld van de kandidaat”. Waarop een ander: “Ik ben toch ook zo getoetst, ben ik dan niet goed genoeg?”.
De heer J. Dijkstra is werkzaam aan de universiteit van Maastricht.
E-mail: joost.dijkstra@educ.unimaas.nl.