logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen

Inleiding: Hoeveel lef is ons lief?

Auteur: Lidewey van der Sluis

Lef is er in alle soorten en maten. In alle gevallen gaat het over het nemen van risico’s óver de rand van de comfortzone. In de comfortzone is er sprake van gedekte en beheerste risico’s, daarbuiten is het risico ongewis. In die ruimte speelt lef zich af. Mensen en organisaties die lef tonen, wijken af van de gebaande paden. Buiten die paden is het risicovol. Daar bevindt zich volgens de wetenschap een legitimeringsvacuüm. Dat is het gebrek aan bewijs en ervaring dat het afwijkende pad een goed pad is. Het nieuwe pad dat bewandeld wordt, is simpel gezegd nog geen best practice. Door de onbekendheid met de afwijking ontbreekt de legitimering van de verkenning. Hoe groter de afwijking, vernieuwing of verandering van het gangbare, hoe groter het legitimeringsvacuüm. Hoe groter het lef en risico, hoe lager het vertrouwen van de omgeving. Onbekend maakt onbemind. Uit een Inseadstudie komt naar voren dat het nemen van risico en het overbruggen van dit vacuüm veel oplevert. Zo blijkt dat organisaties die het tonen van lef bij medewerkers stimuleren, betere prestaties laten zien als zij eenmaal voet aan de grond hebben dan organisaties waarin risicozoekend gedrag wordt afgeremd. Lef leidt niet alleen tot nieuwe kansen maar ook nog eens tot hogere rendementen. Een ander inzicht uit de literatuur is dat de omgeving waarin iemand werkt van invloed is op de mate waarin lef wordt getoond. Een hiërarchische en complexe organisatiestructuur is de dood in de pot voor creativiteit, baanbrekende ideeën, vooruitstrevende houdingen en intern ondernemerschap. Dat heeft te maken met het herd instinct. Dat is de kuddegeest die ontstaat door formalisering en bureaucratisering. Hiërarchische organisaties en complexe organisatiestructuren werken kuddegedrag en een kuddegeest in de hand. Het einde van het liedje is dat bureaucratie niet alleen leidt tot kuddegedrag maar ook nog eens tot lage rendementen op het aanwezige talent. Vooral het arbeidspotentieel van stressbestendige en risicozoekende medewerkers wordt onderbenut. Organisaties waarin mainstream de norm is en waar het herd instinct rondwaart, zijn organisaties die voornamelijk bestaan uit mensen die houvast zoeken in structuren en processen, en graag onderdeel uitmaken van een sterke sociale gemeenschap. Ondanks de hardnekkigheid van het fenomeen kuddegedrag is lef in. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg lijkt uit de gratie. Grenzen verleggen en je eigen ruimte zoeken, is hip. De achterliggende gedachte is dat nieuwe tijden om nieuwe wegen vragen. Nieuwe problemen oplossen vergt ruimdenkendheid. Deze trend suggereert dat het leven pas interessant en de moeite waard is als er lef wordt getoond. Toch is dat te normatief. Statistieken wijzen uit dat mensen op de arbeidsmarkt heel tevreden en gelukkig kunnen zijn als zij weten waar ze aan toe zijn, als er een loopbaanpad voor hen uitgestippeld is, als zij vergeleken worden met anderen en als zij conform gangbare normen presteren en worden beloond. Kortom, lang niet iedereen kickt op een route buiten de bandbreedte. Weten waar je aan toe bent, heeft ook een functie en maakt ook gelukkig. Ook in het huidige tijdsgewricht. Het keurslijf van het gewone werkzame leven is voor velen een veiligheidsvest. Prof. dr. Lidewey van der Sluis is hoogleraar Strategisch Talent Management aan de Nyenrode Business Universiteit,  directeur en oprichter van het Nyenrode Powerhouse Competing for Talent, en afdelingshoofd CHROME.
Gratis
lees meer

Congresverslag: Internationaal Symposium ‘The social dimension of education networks, relationships

Auteur: Marieke Cornelissen

Het symposium werd vrijdag 29 november gehouden aan de Technische Universiteit te Eindhoven. De bijeenkomst was door Frank Cornelissen georganiseerd voorafgaand aan de verdediging van zijn proefschrift en bracht onderzoekers vanuit Engeland, de Verenigde Staten en Nederland samen. Vanuit verschillende invalshoeken deelden zij hun visie op de betekenis van de zogenaamde ‘sociale dimensie’ voor het veld van onderwijs en onderzoek. Onder deze sociale dimensie worden de processen van leren, ontwikkelen en veranderen verstaan die vrijwel altijd samen met anderen plaatsvinden. Immers, wat je leert wordt mede bepaald door wie je kent, wat deze personen weten en wat ze met je (willen) delen. Het symposium liet duidelijk zien dat in de afgelopen jaren de interesse in de invloed van deze sociale dimensie op leer- en ontwikkelprocessen is gegroeid binnen het veld van onderwijs en onderzoek. Hieronder volgt in ‘vogelvlucht’ mijn impressie van de sprekers op het symposium. De eerste spreker Alan Daly doet onderzoek in de Verenigde Staten naar relaties en netwerken tussen (school)leiders en schooldistricten die slecht presteren. Tijdens zijn presentatie bracht hij naar voren dat deze schooldistricten onder grote druk staan om hun onderwijs te verbeteren. Hij liet op districtniveau zien hoe belangrijk de onderlinge sociale netwerken van school- en districtleiders voor onderwijsvernieuwing zijn. De implementatie van beleid is volgens hem dan ook ten diepste een sociaal proces. Al luisterend, vroeg ik mij sterk af in hoeverre wij in Nederland bij de invoering van beleid en onderwijsvernieuwingen (bijvoorbeeld Passend Onderwijs in 2012) met deze sociale dimensie rekening moeten houden. Colleen McLaughlin is sinds 1998 betrokken bij een innovatief samenwerkingsverband van de University of Cambridge met tien lokale partnerscholen. Zij gaf aan dat de universiteit in dit netwerk op diverse manieren kennis ontwikkelt voor, door en met onderzoekende leraren in scholen. Haar ervaring is dat in deze onderzoekssamenwerking sociaal-emotionele factoren gemakkelijk over het hoofd worden gezien, maar deze blijken nu juist vaak de grootste barrières te vormen binnen de samenwerking. Het creëren van een optimaal leerklimaat binnen scholen, vraagt échte aandacht voor relaties met leraren en kost dus veel tijd. Gaby Jacobs sprak over de uitdaging van de onderzoeker in praktijkgericht onderzoek om het (sociale) proces van interactieve kennisontwikkeling tussen deelnemers te faciliteren. Ze liet zien hoe de sociale machtsrelaties ook binnen onderzoek een belangrijke rol kunnen spelen. Een mooi onderscheid vond ik het verschil tussen aan de ene kant de traditionele focus op ‘aboutness knowledge’,  die macht geeft over iets en leidt tot een monologisch proces van  kennisontwikkeling, en aan de andere kant de focus op ‘withness knowledge’, die macht geeft om iets te doen samen met anderen en leidt tot een dialogisch proces van kennisontwikkeling. Brad Olsen vertelde over een onderzoek onder leraren in de Verenigde Staten naar het ‘waarom’ van het blijven werken op de huidige school, wisselen van school of overwegen om te stoppen met lesgeven. Opvallend vond ik dat leraren die wisselden van school ook meer sociale relaties hadden met leraren buiten hun school. Hun professionele netwerk strekte zich dus uit buiten de muren van hun eigen school en maakte de overstap naar een andere school wellicht gemakkelijker. Ten slotte liet Joseph Kessels als discussiant zien hoe de vier sprekers diverse aspecten van de sociale dimensie van onderwijs en onderzoek hadden verhelderd. Na dit symposium is mij duidelijk geworden dat de tijd is aangebroken om gezamenlijk alle volières binnen het onderwijs open te zetten om optimaal gebruik te gaan maken van de ‘vluchtroutes’ die sociale netwerken heten. Dit lijkt mij namelijk een uiterst geschikte manier om te kunnen ‘zweven’ in het werk dat je doet! Marieke Cornelissen, M.A. is als ontwikkelaar, veranderaar, coach en mede-eigenaar werkzaam bij Inter-Actie, advies in leren  en ontwikkelen. Na onder andere te hebben gewerkt als docent op een Hogeschool richt zij zich nu op het  professionaliseringsaanbod voor leraren. www.inter-actie.com
Gratis
lees meer

Column: Enkelvoud

Auteur: Karin Brugman

Durf jij het nog? De deur uit te gaan zonder je mobiele telefoon? Met de auto naar een bestemming te reizen zonder navigatiesysteem? Je kind zonder gordel achterin te zetten? Vuurwerk afsteken zonder veiligheidsbril? Durf je het nog? Met schaamhaar naar de sauna? Niet te facebooken, linken of twitteren? Ongebotoxt over straat? Te vrijen zonder condoom? Te geloven in God? Je laptop niet te verzekeren? Tegenwoordig heb je er lef voor nodig. Vroeger niet. Zaken die kort geleden nog gewoon waren om te doen, zien we nu als risico nemen. Een onverstandig risico. Aan de ene kant proberen we onszelf zoveel mogelijk te beschermen tegen gevaar maar tegelijkertijd tarten we het, nodigen we het gevaar uit. Door activiteiten als bungeejumpen boven de Zambezi vol met krokodillen, parachutespringen, bergbeklimmen, planking of blootsvoets door de Afrikaanse jungle lopen. Lef bevindt zich ergens tussen roekeloosheid en moed. Tussen de wens alles te houden zoals het is en de wens tot verandering, vernieuwing. Lef is tegen beter weten in. Uitkomen voor je mening. Tegen de status quo. Zoals de Saoedische Manal Al Sharif deed, die tegen het rijverbod voor vrouwen in, toch ging autorijden en daarvan een filmpje op YouTube plaatste. Of Rosa Parks die in de bus weigerde op te staan voor een blanke man zoals ze als zwarte vrouw geacht werd te doen. Of Harvey Milk die als eerste Amerikaanse politicus uitkwam voor zijn homoseksualiteit. Volgens mij zijn het geen daden van verzet maar van overgave. Overgave aan een niet langer te negeren verlangen. Een verlangen dat zich door de consequenties heen wringt, dat mensen naar pleinen drijft om te protesteren tegen hun regime. Want als een verlangen eenmaal een doorgang heeft gevonden, hoe klein ook, is het meestal niet meer te stoppen. Net zoals een rivier die door een dam heen breekt, omdat ergens een minuscule opening is ontstaan. En voor een rivier gaat het er niet eens om, om ergens uit te komen. Hij is niet op weg naar een ideaal. Het stromen zelf is zijn bestemming. Zo stroomt het in ons, dienen verlangens zich aan. Wensen die we te vaak bedwingen met vragen als: waarom wil je dat? Maar verlangens komen niet voort uit logica; ze borrelen op vanuit ons binnenste en verleiden ons het pad van het onbekende te betreden. Ze roepen angst op. Natuurlijk ben je bang, want leven, echt leven, betekent in gevaar Nerkeren. Niet voor niets schrijft Loesje het op posters en kaarten: ‘Leven is meervoud. Het meervoud van Lef.’ Karin Brugman is trainer, coach en mede-auteur van het boek over voice dialogue: ‘Ik (k)en mijn ikken’. www.de-onderstroom.nl
Gratis
lees meer

Column: Lef en liefde

Auteur: Jolanda Botke & Rick de Rijk

In het Comeniusmuseum in Naarden ligt Jan Amos Comenius begraven. In opleidingsland is zijn naam verbonden aan verschillende opleidingsinstituten. Maar wat weinigen weten is dat Comenius een belangrijke pedagoog en onderwijsvernieuwer was. Er ontstond in de periode die hij leefde enorm veel kennis op diverse terreinen van de wetenschap. Voor Comenius was het duidelijk: kennis is beschikbaar. Als we weten hoe we ons verstand moeten gebruiken, dan moeten we het onderwijs daar alleen nog maar op afstemmen. Zijn Didacta Magna betekende een belangrijke omwenteling in het denken over leren en ontwikkelen vanaf de 17e eeuw. Zijn leven speelde zich af in een periode van heftige godsdienstige twisten. Comenius moet herhaaldelijk onderduiken en wordt gedwongen tot een zwervend bestaan. Tot twee keer toe verliest hij al zijn bezittingen. Uiteindelijk vlucht hij naar Nederland, waar hij de laatste veertien jaar van zijn leven verblijft. Hij wordt in 1670 in de oude Waalse kerk van Naarden begraven. Terug naar de 16e eeuw. Het is ochtend en Jan Amos wordt wakker. Vandaag weer verder werken aan zijn Didacta Magna. Hij is ervan overtuigd dat dit de mensen gaat raken. Niet vandaag, niet morgen. Hij werkt verder. Hij heeft eindelijk zijn stelling onderbouwd dat iedereen in staat is om het hoogste kennisniveau te bereiken. Hij moet er nog om gniffelen. Eigenlijk is het heel simpel. Een systeem, een rangorde, een context maakt of een leerling dit bereikt. Als theoloog en filosoof weet hij dat alles dichtbij ligt. In de natuur. Tijd om even een luchtje te scheppen. Tijdens zijn wandeling door het dorp ziet hij dat juist de ervarings- en kennisgebieden van ambachtslieden en boeren leiden tot kennisdeling. Dat niet de boeken, maar de mensen de kennisdragers zijn. Aanschouwelijk leren met als basis de zintuiglijke waarneming, daar gaat het om. Meester/gezel. Een systeem, een ideaal curriculum. Hij voelde aan alles dat het vanaf vandaag nooit meer hetzelfde zou zijn. Een gek idee eigenlijk. Het ligt zo dichtbij. Of eigenlijk was het er al. Jan Amos Comenius legde in zijn Didacta Magna de basis voor het hedendaagse klassensysteem, een indeling in vakken en leerjaren. Opvoeden en lesgeven is volgens hem niet meer dan het ontwikkelen wat in de mens aanwezig is. Ontwikkelen wat nog ingewikkeld zit zeg maar. Talentdenken avant la lettre. Onderwijs moest volgens Comenius zo ingericht worden dat het ‘de lust om te leren’ opwekt. Met de context als belangrijke factor. Comenius… een sprookje? In de 16e eeuw wel. In het leerlandschap van vandaag is het een feest van herkenning. Of meer van hetzelfde? Is er in 2100 nog zoiets als leren naast werken? Of is dit onderscheid niet meer te herkennen? Zijn de klassen er nog? Welke Comenius zien we over het hoofd? Rick de Rijk is voorzitter van de VETRON en directeur van Gooiconsult. www.vetron.nl  en www.gooiconsult.nl Jolanda Botke is bestuursondersteuner bij VETRON en zelfstandig ondernemer www.pelikaanadvies.nl
Gratis
lees meer

Boeken: Lef

Mooi werk Mooi werk. Naar een betere baan zonder weg te gaan. Marc van Vuuren & Luc Dorenbosch. Boom, 2011. ISBN 978 94 610 5478 4 ‘Mooi werk’ ziet er onschuldig uit, als een gewoon boek: “Dit boek is geschreven voor mensen die werk willen maken van hun baan als een manier van leven in plaats van een maandag-tot-vrijdag-manier van doodgaan.” Maar schijn bedriegt, want ‘Mooi werk’ is veel meer dan een boek. Het is een complete handleiding om tot een betere baan te komen zonder weg te gaan. Het boek bestaat uit twee delen. In deel 1 kijk je eerst naar je werk nú, dan naar het verleden en vervolgens naar de toekomst. Wat wil je? Blijf je of is een andere baan de oplossing? In deel 2 wordt eerst uitgelegd wat job crafting is: het ‘sleutelen’ aan je werk en dus niet aan jezelf. Vervolgens ga je stevig aan de slag. Je kijkt naar taken binnen je werk en hoe die zich ontwikkeld hebben, je brengt risico’s in kaart en benoemt wat je zoekt in werk. Op een systematische manier kom je zo ‘vanzelf’ tot mogelijkheden om je taak te craften. In ‘Mooi werk’ bieden Van Vuuren en Dorenbosch een helder stappenplan waar je meteen mee aan slag kunt. Dat kan met pen, papier en post-its, maar ook online met een exclusieve code. Zelf heb ik beide methoden uitgeprobeerd en na een tijdje vond ik de online versie het prettigste werken. Het boek leest makkelijk en heeft een brede doelgroep. De voorbeelden zijn herkenbaar en dragen zeker bij tot een beter begrip van de mogelijkheden van job crafting. ‘Mooi werk’ is op twee manieren toepasbaar voor coaches. Om zelf te gebruiken: wat vind ik nou eigenlijk van mijn eigen werk. Het is een prachtig instrument om eens op je eigen werk te reflecteren en eventueel dingen aan te passen. Daarnaast komt het uitstekend van pas bij coachees met werkgerelateerde vraagstukken. Waar vaak de coachee zich maar aan moet passen of een andere baan moet zoeken, draait job crafting het om: het werk kan ook veranderen. Ook zonder helemaal te gaan craften, zijn elementen uit het boek dan goed bruikbaar. En ook al lees je het boek alleen maar en volg je niet het hele stappenplan; dat kan je werk of kijk op werk veranderen. Albertien ’t Hoen − coach en trainer   Zo X! Zo X! Hoe de nieuwe leiders talenten in de organisaties verbinden. Marjolein Risseeuw. Scriptum, 2011. ISBN 978 90 559 4847 5 De afgelopen tijd was er in verschillende bronnen veel te lezen over verschillen in generaties en hun werkstijlen. In dit boek gaat Marjolein Risseeuw in op de vier verschillende generaties die nu werkzaam zijn in organisaties: De babyboomgeneratie (geboren tussen 1945 en 1960); Generatie X (geboren tussen 1960 en 1975); Generatie Y (geboren tussen 1975 en 1990); De Einsteingeneratie (geboren tussen 1990 en 2005). De schrijfster werkt in het boek uit welke kenmerken en wensen over werk de vier verschillende generaties hebben. Tevens gaat ze in op het nieuwe leiderschap dat nodig is om deze generaties goed te laten samenwerken: het zogenaamde verbindend leiderschap. Het boek heeft als doel een handreiking te geven aan leiders van zowel de babyboomgeneratie als generatie X. Vanuit de gedachte dat diversiteit in teams bevorderlijk is voor de innovatie, pleit Risseeuw ervoor dat leiders zich verdiepen in de verschillende kenmerken en waarden van de generaties en daarop hun leiderschapsstijl aanpassen. Zo kunnen de huidige leidinggevenden ruimte maken en aandacht hebben voor zingeving om de jongere generaties aan hen te binden. De wenselijke leiderschapsstijl verschuift van macht en beheersing van processen naar een cultuur waar ruimte is voor vrijheid van individuen, zelfstandigheid en zingeving, aldus Risseeuw. Het boek is aantrekkelijk vormgegeven – het staat vol met voorbeelden in duidelijke boxen en afbeeldingen. Ook geeft Risseeuw regelmatig inzicht in haar eigen ervaringen gedurende haar loopbaan. Daardoor is het boek makkelijk leesbaar en krijgt de lezer snel een beeld van de verschillende generaties. Met haar boek raakt Risseeuw een belangrijk onderwerp: de verschillende generaties hebben ieder hun eigen waarden en normen, voor leidinggevenden is het belangrijk daarmee rekening te houden en op in te spelen. Vandaag de dag is de noodzaak daarvoor, in het licht van de economische crisis, wellicht nog niet voelbaar: er is immers nog geen sprake van krapte op de arbeidsmarkt. De verwachting is echter dat dat over een paar jaar helemaal zal zijn omgedraaid: veel van de babyboomers gaan met pensioen en zullen we juist aan het werk willen houden voor hun kennis en capaciteiten, terwijl de instroom van jongeren terugloopt. Leiders zullen hun kwaliteiten moeten inzetten om alle generaties dan aan hen te kunnen binden. Met haar boek weet Risseeuw de lezer te prikkelen om hierover na te denken. Yolanda van Heese – coach voor leidinggevenden en teams   De kracht van gedachten De kracht van gedachten. Groeien in je werk door belemmerende overtuigingen aan te pakken. Martijn Frijters. Van Duuren Management, 2011. ISBN 978 90 896 5074 0 Cognitieve gedragstherapie is al decennialang de dominante psychotherapeutische behandeling. Aanvankelijk onder de noemer gedragstherapie; een eerste fase gedragstherapie. Uitsluitend waarneembaar gedrag was onderwerp van begeleiding: vaardigheidstrainingen om gewenst gedrag te versterken en ongewenst gedrag uit te doven. De tweede fase gedragstherapie stelde niet het gedrag, maar het denken centraal staat. Het bleek dat mensen, ondanks het feit dat ze zich bepaald gedrag eigen hadden gemaakt, dat niet uitvoerden. Angstige, depressieve en negatieve gedachten en overtuigingen bleken een belangrijke en vaak belemmerende rol te spelen. Cognitieve gedragstherapie was ontstaan. Kern is het identificeren van negatieve en belemmerende gedachten en deze veranderen, waarbij tevens alternatieven aangedragen worden. Helaas blijkt meer en meer dat patiënten toch weer terug vallen in disfunctionele en ongewenste gewoonten. Veel psychische klachten zijn niet echt genezen. Aangeboren of aangeleerde patronen worden niet altijd geheel gewist door de nieuwe gedragingen en kunnen soms weer dominant worden. En zo ontwikkelt zich een derde fase cognitieve gedragstherapie waarbij het niet zozeer gaat om het oplossen van negatieve aspecten, maar om het versterken van wat ook aanwezig is. Aandacht voor het accepteren van klachten, staken van de strijd ertegen en versterken van overige krachten. ‘De kracht van gedachten’ past bijzonder overtuigend in deze categorie gedragstherapie. Het moderne gedachtegoed is gebaseerd op positieve psychologie, nieuwe kennis als gevolg van neurologisch hersenonderzoek en op de klassieke cognitieve gedragstherapie. Klassiek is het onderscheid maken tussen situatie, gedachten, gevoel en gedrag. Positieve psychologie is het besef dat je in staat bent te leren om op bepaalde punten echt anders te gaan denken. Hersenonderzoek geeft de schrijver de mogelijkheid dit leerproces werkelijk aantoonbaar te maken. De samensmelting van deze drie elementen levert een betrouwbaar, leesbaar en vooral werkbaar boekje dat bedoeld is om zelf mee aan de slag te gaan. Concrete handvatten als de aanpak in zes stappen, de vijf  breinregels en het leerproces in veertig dagen bieden al aantrekkelijk oefenen werkmateriaal. Het krachtige gebruik van metaforen en een uitdagend beeld van de groei- en ontwikkelmogelijkheden van mensen (vaste tegenover groeimindset) maken dat de lezer er echt zin in krijgt. Machteld de Roos – manager   Wat moet ik toch met Gerard? Wat moet ik toch met Gerard? Effectief omgaan met lastige medewerkers. Wim Geerts. Thema, 2011. ISBN 978 90 587 1417 6 Leidinggeven is een vak. Leidinggevenden weten niet altijd van tevoren wat ze tegen gaan komen in hun vak, als het bijvoorbeeld gaat over de omgang met ‘lastige’ medewerkers. Pas als ze er middenin zitten beseffen ze soms dat er nog wat te leren valt in hun vakgebied aangaande dit onderwerp. Dit boek biedt dan ook hoop aan hen die verstoorde relaties met medewerkers willen voorkomen of misschien verbeteren als ze er middenin zitten. Leidinggevenden kunnen zich met behulp van dit boek verder professionaliseren in hun vak. De auteur typeert zeventien voorbeelden van lastige medewerkers, met bij elk de vraag: wat maakt deze medewerker lastig? Na deze ‘kennismaking’ met lastige medewerkers heb je een beeld gekregen van alle mogelijke soorten lastpakken en hoe je als leidinggevende met hen moet omgaan. Geerts biedt veertien gereedschappen, die leiddinggevenden kunnen inzetten om elk type medewerker effectief en professioneel te kunnen aansturen. De auteur noemt in zijn boek als belangrijkste uitgangspunt, dat ieder mens zich wil en kan ontplooien en ontwikkelen en noemt daarbij expliciet het belang van bouwen aan vertrouwen. Prettig om te lezen vind ik dat de auteur niet wil beweren dat een leidinggevende in elke situatie met elk soort medewerker succes moet kunnen boeken. Niet met je vinger (blijven) wijzen naar die lastige medewerker, maar zelf proactief aan de slag, is wat doorklinkt in dit boek. Gereedschappen als motiveren, enthousiasmeren, transparant zijn, positie innemen, et cetera, zullen bij veel leidinggevende bekend in de oren klinken. Voor hen is het belangrijk om na te gaan of ze de vertaalslag gemaakt hebben van ‘weten’ naar ‘doen’. Waar begin je? Dit boek reikt door duidelijke uitgeschreven stappen bij de gereedschappen en de casuïstiek genoeg aan om daadwerkelijk de omslag te gaan maken van ‘weten’ naar ‘doen’! De inspiratiebronnen die gebruikt zijn in combinatie met de visie en praktijkervaringen van de auteur hebben gezorgd voor een prettig leesbaar en toepasselijk boek. De illustraties in het boek zijn sprekend en onderstrepen op een leuke losse manier de tekst. Inmiddels heb ik dit boek aanbevolen aan twee van mijn coachees (lees: leidinggevenden). Dieneke van Mourik – bedrijfsmaatschappelijk werker, coach en trainer   Werken met de successpiraal Werken met de successpiraal: Rollenspellen met effect. Karin de Galan. Thema, 2011. ISBN 978 90 587 1529 6 De successpiraal is een begrip dat door de schrijfster al in een eerder boek over het ontwerpen van trainingen is gebruikt. Het gaat over het proces van intrainen van vaardigheden tijdens bedrijfstrainingen. De successpiraal staat tegenover de faalervaring; het schrikbeeld dat deelnemers inmiddels nogal eens hebben opgelopen wanneer rollenspellen tenenkrommend moeizaam verlopen en niemand meer wil oefenen. Omdat dit oefenen en het je eigen maken van vaardigheden uiteraard centraal staat tijdens een training, verdiende de theorie hierover een apart boekje. Ondanks de uitgewerkte theorie is het vooral een werkboek: duidelijk vanuit de praktijk geschreven met invoelbare casussen en herkenbare dilemma’s. En wat nog belangrijker is: de methodiek is begrijpelijk en hanteerbaar. Het model gaat uit van: Het gebruik van uitdagende casussen die in de praktijk van de deelnemer lastig zijn. Zodra deelnemers het gevoel hebben dat een rollenspel over hén gaat en geen trucje is van een trainer om hen in de val te lokken, willen ze heel graag oefenen. Een vaste globale procedure (stop zodra het fout gaat, kijk vanuit de zone van naaste ontwikkeling, herkans één van de tips en laat de deelnemer oogsten). Een vaste werkwijze voor de trainer (gebruik heldere checklists, geef effectief feedback en werk met het hart bij de deelnemer). Een en ander wordt concreet uitgewerkt voor de diverse situaties die elke trainer van groepen kan tegenkomen. Erg praktisch is het hoofdstuk met de zeventien lastige situaties die gericht zijn op een specifiek probleem. Het verschaft een trainer snel inzicht wat er aan de hand kan zijn en hoe je het kunt oplossen. Je kunt stellen dat deze situaties een samenvatting vormen van de daarvoor besproken methodiek. Het hoofdstuk vormt daarmee, zeker voor trainers die niet graag boeken doorwerken, een snelle methode om concreet naar oplossingen toe te werken, waarna je hopelijk verleid wordt om toch terug te bladeren naar het waarom van die oplossingen en je het boek toch geheel gaat lezen. Joke Hogenhout – trainer, coach, adviseur
Gratis
lees meer

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper