Enkele maanden terug wandelde een poes mijn huis in. Niet zomaar een poes. Ze was zwanger. ‘Wat bijzonder’, zei mijn vriendin, ‘dat die poes jouw huis gekozen heeft’. Mij leek het gewoon een toevalligheid zonder betekenis. Samuel, een jonge Serviër die nu al enkele jaren in mijn huis woont – door hem kansarm en een vaste, goede job weggeërodeerd is, dat geheel terzijde - ontfermde zich over de poes. Ik ontdekte een zacht, lief stuk van hem. Hij noemde de poes Simba.