logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen

EXAMENS 2009-01 Volledige uitgave

  INHOUD EXAMENS 2009-01 maart 2009 Het ERK en de examens leesvaardigheid Een Europees Referentiekader voor talenexamens: een utopie? José Noijons en Erna van Hest Assessor in het hbo: een vak apart Transformatie onderwijsleerprocessen in Biloba-programma Mart van Dinther Terecht of niet? Over vervallen vragen Henk van Berkel Deel 1: de ‘verdwijnende’ examinator Examens tussen tradities en vernieuwingen Ton Luijten Gastcolumn Cesuurbepaling: de definitief verschuifbare, absoluut relatieve norm Joost Dijkstra Uit de praktijk Acteurs in levensechte examensituaties Annie Kempers-Warmerdam De roep om experts Een gesprek met Piet Sanders, directeur RCEC Henk van Berkel Van quotiëntregel naar productregel Alternatieve regel om nadelen quotiëntregel op te lossen Edwin Terwisscha van Scheltinga Het toezichtskader BVE 2009 Overheid over onderwijs en examineren Jan Jacobs Gezien en gelezen Actief Leren, Transparant Beoordelen Annemarie de Knecht-van Eekelen en Jolanda Soeting Literatuur Agenda Wie zijn wij? Verenigingsnieuws   Redactioneel Annemarie de Knecht-van Eekelen “Afschaffen die examens” Onderwijs, toetsing en examinering zijn nauw met elkaar verbonden, te nauw menen sommigen. Teaching to the test is de valkuil van deze nauwe relatie waarin leerkrachten maar al te makkelijk vallen. Het is geen nieuw probleem. ‘Mijns inziens is de grootste fout in de [leer]methode: het leeren voor een examen’, schreef in 1901 de Haarlemse wis- en natuurkundedocent dr. P.M. Heringa (1851-1915). ‘Afschaffen dus zooveel mogelijk die examens’, betoogde hij, want examens verstoren ‘een rustig onderwijs’, zijn aanleiding tot ‘zenuwachtige studie’, geven aanleiding tot vergissingen en kunnen dus ‘een bron zijn van onrechtvaardigheden’. Naar zijn mening zijn al die examens ‘eigenlijk contrôle-examens op de docenten’ en ‘daarvoor moeten de hersenen der leerlingen boeten’. Examens zijn volgens hem gebaseerd op wantrouwen jegens de docenten. ‘Laat de onderwijzers der lagere scholen op hunne rapporten de leerlingen bevorderen tot de H.B. School of gymnasium. [...] Laat ten slotte de rapporten van het 5e jaar H.B. School beslissen, wie worden toegelaten tot de verdere studie of de practijk’. Zonder problemen kunnen de opvattingen van bovengenoemde Heringa worden vertaald naar het heden. De discussie over de eindtoetsbasisonderwijs, de voortdurende herziening van eindexamenprogramma’s, de invoering van andere vormen van beoordelen in het mbo, het zijn een paar van de onderwijsthema’s die regelmatig in het nieuws zijn. Het is een zoeken naar een evenwicht tussen onderwijs en toetsing. Op dit moment overheerst de opvatting dat onafhankelijke, externe toetsing noodzakelijk is om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. Die kwaliteit is een punt van zorg. Volgens het laatste Examenverslag 2007-2008 van de Inspectie van het Onderwijs (december 2008) over de mbo-examens is de onvoldoende examenkwaliteit zowel te wijten aan de examenproducten als aan de examenprocessen. Toch is de examenkwaliteit bij 78% van de opleidingen in het mbo wel voldoende, maar dat is voor de inspectie niet genoeg. Verbetering van de onderwijskwaliteit anno 2009 zal niet samengaan met het afschaffen van centrale examens waarvoor Heringa ruim honderd jaar geleden pleitte. De examenorganisaties worden juist versterkt. Voor het VO is op 18 december 2008 de Wet College voor examens aangenomen. Het College voor examens is verantwoordelijk voor de centrale examens en de staatsexamens en stelt regels op voor inhoud, beoordeling en organisatie van deze examens. In het mbo introduceert het ministerie van OCW centrale examinering voor Nederlands en rekenen/wiskunde omdat door centraal ontwikkelde examens ‘de kwaliteit van de examinering beter gewaarborgd’ is en de prestaties van de kandidaten beter te vergelijken zijn. De examens mogen immers geen ‘bron zijn van onrechtvaardigheden’, zoals Heringa zei. De toetsing moet echter wel extern zijn, want interne toetsing biedt volgens huidige maatstaven onvoldoende garantie voor kwaliteit. Heringa zag ook al wel dat ‘het ideaal dat ik schilderde denkelijk wel vooreerst niet bereikt zal worden’. Heringa, P.M. (1901). Ons Onderwijs. II. Is het mogelijk ons onderwijs meer aan het doel te doen beantwoorden? In: Heringa, P.M., Meijers, M. & Polvliet, G. Volksopvoeding en volkskracht. Amsterdam: H.J.W. Becht, 28-49.

€ 6,95

Actief Leren, Transparant Beoordelen

Auteur: Annemarie de Knecht-van Eekelen en Jolanda Soeting

Hartog, Rob J.M.(red.) (2008). Design and Development of Digital Closed Questions: A Methodology for Midsized Projects in Higher Education. Active Learning, Transparent Assessment – ALTB. Utrecht: SURF-foundation, 146 pp. Te downloaden van www.surffoundation.nl/en/publications. De stichting Solberg-Verlinden reikt tweejaarlijks een prijs uit voor een bijzondere prestatie op het gebied van toetsing in het Nederlandse onderwijs. De prijs is in 2008 toegekend aan het SURFproject ‘Actief Leren, Transparant Beoordelen’ (ALTB). De opzet en uitvoering van het ALTB-project, een samenwerkingsverband van de universiteiten van Delft, Wageningen en Amsterdam (VU), Fontys Hogescholen en Cito, is volgens de jury van groot belang voor de toets- en examenontwikkeling in het hoger onderwijs. In ‘Gezien en gelezen’ een bespreking van de bekroonde eindpublicatie over het ontwikkelen van gesloten vragen voor bètavakken en vakken met een bèta-gamma-karakter in het hoger onderwijs. Deze Engelstalige publicatie, waarvoor zeker internationale belangstelling zal bestaan, levert een belangrijke bijdrage aan een brede invoering van kwalitatief hoogwaardige, innovatieve vraagvormen. Het boek beschrijft in acht hoofdstukken uiteenlopende aspecten van het ontwikkelen van verschillende typen gesloten vragen. De onderzoekers richten zich op een gevarieerde groep gebruikers: de inhoudsdeskundige of Subject Matter Expert (SME), dit zijn de hoogleraren, academici, lectoren, docenten en andere tutoren, de student-assistenten met een zekere inhoudsdeskundigheid, de Assistant Subject Matter Expert (ASME), de onderwijskundige of Educational Technologist (ET), onderzoekers, systeemontwerpers en administrateurs. Ter verduidelijking is in het boek een leeswijzer opgenomen. De hoofdstukken 2 t/m 5 beschrijven een taxonomie voor ‘innovatieve’ vraagtypen, het scoren bij multiple response vragen en ontwerpeisen. Ruime aandacht wordt in hoofdstuk 6 besteed aan het gebruik van ‘design patterns’ of ontwerppatronen voor gesloten vragen. Hiermee is vrij eenvoudig een grote variatie aan voorbeelden te maken. Het project heeft ongeveer 2000 gesloten vragen opgeleverd voor vakken met natuurwetenschappelijke-, gezondheids-en ontwerpaspecten. Het boek geeft een aantal voorbeelden. De tien scenario’s in hoofdstuk 7 voor een mogelijke taakverdeling in kleine en middelgrote ontwikkelprojecten met bijbehorende begroting geven een overzicht van de wijze waarop een project het meest efficiënt een pool van 300 vragen kan ontwikkelen. Hieruit blijkt dat het verschil in kosten (van ruim E 31.000 tot ruim E 54.000) vooral ontstaat door ‘image processing’ en ‘entering in Computer-based Assessment system’. Voor toetsontwikkelaars biedt dit hoofdstuk een verhelderend beeld van wat een opgave kost. Het laatste hoofdstuk gaat in op de bestaande mismatch tussen enerzijds de functionaliteit van de bestaande virtuele leeromgevingen en toetssystemen en anderzijds de behoefte aan ontwerp en ontwikkeling van items. Een te ontwikkelen ‘Integrated Item Design and Development Environment’ (IIDDE) zou hierin kunnen voorzien. Over hoofdstuk 3, dat het scoren van multiple response vragen in een digitale toets behandelt, is nog wel een opmerking te maken. De auteurs van het hoofdstuk bieden ontwikkelvoorschriften voor dit type vragen. Zij stellen dat in een multiple response vraag waarbij het aantal goede antwoorden in de instructie wordt genoemd, het aantal goede alternatieven niet meer dan de helft van het totaal aantal alternatieven mag uitmaken en dat het totaal aantal alternatieven minstens vier moet zijn. Een kandidaat zal anders altijd minimaal één alternatief goed gokken. Deze constatering is zonder meer juist, maar het voorschrift staat tegelijkertijd haaks op de zeventiende richtlijn voor itemontwikkeling van Haladyna et al (2002), die de auteurs in hetzelfde hoofdstuk citeren. Deze luidt namelijk: ontwikkel zoveel effectieve alternatieven als je kunt verzinnen, maar twee of drie kan voldoende zijn. Een richtlijn die elke toetsontwikkelaar zichzelf eigen zou moeten maken is: voeg geen (ongeloofwaardige) alternatieven toe om de gokkans te erkleinen, want een alternatief dat ‘gekunsteld’ overkomt, zal door niemand worden gekozen (en heeft dus geen enkele invloed op de gokkans). Literatuur Haladyna, T.M., Downing, S.M. & Rodriguez, M.C. (2002). A Review of Multiple-Choice Item-Writing Guidelines for Classroom Assessment. Applied Measurement in Education 15, 309-334. Mw. dr. A. de Knecht-van Eekelen is hoofdredacteur van EXAMENS. Mw. drs. J. Soeting is werkzaam als opleidingskundig adviseur bij Teelen Kennismanagement.
Gratis
lees meer

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper