logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen

EXAMENS 2013-01 Volledige uitgave

INHOUD EXAMENS 2013-1 februari 2013 In memoriam: Wynand Wijnen (1934 - 2012) - een man van betekenis, Cees van der Vleuten en Henk van Berkel Voortgangstoetsing. Uit het werk van Wynand Wijnen, Arno Muijtjens De perceptie van hbo-studenten op de kwaliteit van toetsing. Het belang van vijftig kwaliteitskenmerken van toetsing, Karin Gerritsen-van Leeuwenkamp en Desirée Joosten-ten Brinke Terecht of niet? Hoe hard is hard, Henk van Berkel Gastcolumn: Nivelleren is geen feest, Marten Roorda Uit de praktijk: Europees Computer Rijbewijs, Roy Osinga De logica van mondelinge toetsing. Afscheidssymposium voor Wim Kleijne, Jackelien ter Burg en Annie Kempers-Warmerdam Examens in bedrijf: Examenadviesburo BV - dienstbaarheid aan diverse branches, Ad de Jongh en Alex van de Kerkhof Gezien en gelezen, Desirée de Joosten-ten Brinke Literatuur & Agenda Verenigingsnieuws REDACTIONEEL Annemarie de Knecht-van Eekelen Tien jaar Voor u ligt nummer 1 van de tiende jaargang van het tijdschrift EXAMENS. Het eerste nummer in een jubileumjaar. Een moment om stil te staan bij verleden, heden en toekomst van het tijdschrift. Maar laat ik niet te veel de domineestoon aanslaan. De redactie is zeer verheugd over het bereiken van deze mijlpaal. We zijn er met elkaar toch maar mooi in geslaagd om vier nummers per jaar uit te brengen vol interessante artikelen, prikkelende stellingen en gedegen overzichten over toetsen, beoordelen en examineren. Dat dit is gelukt, is in de eerste plaats te danken aan de auteurs. Zeker de laatste jaren heeft het tijdschrift geen gebrek aan kopij. Er is veel beweging op toetsgebied en daarover willen en kunnen betrokkenen elkaar graag informeren. Dan is er de redactie. Dankzij de inzet van de redactieleden en hun netwerken bestrijkt het tijdschrift een breed deel van het vakgebied. De grote variatie probeert de redactie terug te laten komen in de mengeling van artikelen. Tenslotte is er de uitgever en zijn team die er steeds weer in slagen een fraai blad bij u te laten afleveren. Dank aan allen. Zijn de doelen gehaald die de redactie zich bij de oprichting van het tijdschrift stelde? In nummer 1 van 2004 schrijven de toenmalige hoofdredacteuren Henk van Berkel en Ton Luijten (het blijft bijzonder dat dit tijdschrift twee hoofdredacteuren heeft) het volgende: ‘De redactie beoogt met het tijdschrift de praktische en theoretische kwaliteit van examens te verbeteren’. Want, zo betogen zij, er is een te grote kloof tussen de theoretici en de practici. ‘De kwaliteit van een examen is bij uitstek gebaat bij een synthese van beide deskundigheden. […] EXAMENS zal zich van andere tijdschriften gaan onderscheiden door ernaar te streven alleen die artikelen op te nemen die de synthese tussen theorie en praktijk bevorderen. […] Het tijdschrift zal ook discussies stimuleren …’. Het belang van de theorie voor de praktijk, dat staat de redactie altijd helder voor ogen bij het beoordelen van artikelen. Niet alleen is de rubriek ‘Uit de praktijk’ nog steeds springlevend, maar ook in een groot aantal van de artikelen komt de toepassing van de toetstheorie nadrukkelijk naar voren. Over discussies heeft de redactie evenmin te klagen, er zijn genoeg heikele onderwerpen, denk aan ‘selectie aan de poort’, evc of de rekentoets, en aan de uitspraken in de rubriek ‘Terecht of niet’ die Van Berkel steeds van zijn deskundig commentaar weet te voorzien. Op de verdiensten van hoofdredacteur Van Berkel, de initiatiefnemer voor dit tijdschrift, zal de redactie later dit jaar uitgebreid ingaan. In dit nummer komt hetverleden nadrukkelijk aan de orde door het overlijden van één van de kopstukken op toetsgebied, Wynand Wijnen. Een in memoriam en een artikel over voortgangstoetsing belichten zijn verdiensten voor het vakgebied. De redactie neemt afscheid van Silvester Draaijer die het afgelopen jaar de Gastcolumn heeft verzorgd. Wij danken hem voor zijn bijdragen die juist gingen over die relatie tussen theorie en praktijk die het tijdschrift zo graag ziet. In 2013 heten wij een nieuwe schrijver van de Gastcolumn welkom. Marten Roorda, CEO van Cito, neemt tot ons genoegen het stokje over. Wij zijn benieuwd wat de lezer uit het toetsbolwerk van Roorda zal vernemen. Onze verwachtingen zijn hooggespannen.De redactie van EXAMENS ziet de toekomst vol vertrouwen tegemoet. Toetsen en examineren worden eerder meer dan minder belangrijk. Er blijft ons slechts één wens: nog meer lezers. Mw. dr. A. de Knecht-van Eekelen is hoofdredacteur van EXAMENS. E-mail: a.van.eekelen@gmail.com.

€ 6,95

Wynand Wijnen (1934-2012) - een man van betekenis

Auteur: Cees van der Vleuten, Henk van Berkel

Er is een groot onderwijskundige heengegaan. Wynand Wijnen is overleden. Hij behoort in Nederland tot de grote namen op het gebied van onderwijs, vergelijkbaar met die van De Groot, Van Naersen en Wiegersma. Het is niet voor niets dat het tijdschrift EXAMENS hem tot een kopstuk uit de examenwereld heeft benoemd.   De Methode Wijnen Na aanvankelijk te zijn begonnen aan een opleiding tot priester, switchte Wijnen naar de opleiding psychologie in Nijmegen. Na afronding van die opleiding ging hij werken aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij was onderwijsadviseur en onderzoeker. Vooral op het gebied van toetsing en examinering was hij actief. Hij trok zich de problematiek aan van de vele gezakte studenten die als gevolg van een povere cesuurbepaling waren gezakt. Hij deed vervolgens wat hem in zijn hele professionele loopbaan verder heeft gekenmerkt: hij kwam met uiterst creatieve, altijd veelbesproken, oplossingen. Zijn proefschrift ‘Onder of boven de maat’ stelde een nieuwe manier van zak/slaaggrensbepaling voor. De aanname was dat de gemiddelde student het goed zal doen. Ook dat was heel typisch voor Wynand. Hij geloofde in het goede van de mens. Wellicht was het een afspiegeling van zijn oorspronkelijke op leidingskeuze, de mens stond centraal in alles wat hij deed en waarin hij geloofde. Als de gemiddelde student het goed zal doen, dan mag de gemiddelde score van de groep als vertrekpunt worden genomen. Dan is daaronder een nog tamelijk willekeurige grens te kiezen (dat werd twee keer de standaardmeetfout van de toets) en de uitkomst is een eenvoudige relatieve cesuur die corrigeert voor allerlei onbedoelde onderwijseffecten. Deze oplossing werd bekend als de Methode Wijnen en is op vele plaatsen langdurig toegepast. Menig student is hiermee een onterechte onvoldoende bespaard. De anekdote wil dat zijn leermeester en promotor, Wim Hofstee, zijn oplossing maar niks vond. Enige tijd na het afronden van Wynands proefschrift publiceerde Hofstee een alternatief onder de veelzeggende titel: ‘Het cesuurprobleem opgelost’. Hofstee stelde een slim en echt Hollands compromis voor, waarin de grens relatief werd gelegd tussen absoluut gekozen onder- en bovengrenzen van leerstofbeheersing. Een gebufferde oplossing dus. Beide cesuurmethoden zijn tot op de dag van vandaag standaardonderdelen van leerboeken over toetsing. Probleemgestuurd onderwijs Wynand Wijnen verruilde in 1973 het noorden voor het zuiden en kwam naar Maastricht. Daar werd de achtste medische faculteit van Nederland ontwikkeld, als start voor een nieuwe universiteit. Hij werd een van de grondleggers van het zo succesvolle probleemgestuurde onderwijs (PGO), samen met prof.dr. H.A.W.M. Tiddens, hoogleraar kindergeneeskunde en de eerste rector magnificus van de nieuwe universiteit. De inspiratie voor een radicaal andere onderwijsmethode werd gehaald uit Canada bij de McMaster University in Hamilton. Het was zo afwijkend dat eigenlijk iedereen er tegen was. Dat kon niet goed zijn. En heel Nederland vond het ook maar niets, inclusief menig docent in de Maastrichtse nieuwe faculteit. Dit vormde echter precies de juiste uitdaging voor Wynand. Als geen ander kon hij debatteren, overtuigen, inspireren en prediken(!). Verbaal was hij heel sterk. Hij overtuigde. Kreeg mensen mee. In het onderwijs stond de student centraal, opnieuw geheel consistent met zijn mensvisie. In zijn visie moet het onderwijs maximaal aansluiten bij de behoeftes van de student. Het leren van de student stond in het middelpunt. Groepsonderwijs, motiverende en inspirerende leertaken, helpende docenten, alles in het teken van de student. Later werd dit de student-gecentreerde benadering genoemd. Voortgangstoetsen Naast het onderwijs zelf bemoeide hij zich intensief met toetsing. Het PGO benadrukte zelfsturend leren. De studenten moesten zelf hun leerdoelen benoemen en bestuderen. Met een traditionele toets aan het einde van een cursus of module bleek dit echter moeilijk verenigbaar. De verwachte inhoud van de toets ging de studie van de student meer bepalen dan de eigen leerdoelen. Wynands creativiteit bood opnieuw een oplossing: voortgangstoetsen. Een voortgangstoets is een soort sc hriftelijk eindexamen dat alle einddoelen van de opleiding dekt. Zo’n examen wordt tegelijkertijd voorgelegd aan alle studenten in de opleiding, ongeacht de fase van hun studie. Dit wordt een aantal malen per jaar herhaald (in Maastricht vier keer per jaar). Het bleek een magistrale oplossing voor een groot probleem. Door het verbreken van de directe relaties tussen onderwijs en toetsinhoud was het voor studenten niet mogelijk en niet nodig om voor de toets te studeren. Als je als student maar voldoende aandacht besteedt aan je eigen leerdoelen, groei je automatisch naar een hoger niveau en uiteindelijk naar het eindniveau. Los van deze vondst bleek deze vorm van toetsing nog andere voordelen op te leveren, niet in de laatste plaats als bron van heel veel feedback om het leren te bevorderen. Het heeft een tijd geduurd voordat anderen dit concept van toetsen wisten te doorgronden, maar later hebben veel opleidingen het overgenomen. Zo wordt er in Nederland door vijf medische opleidingen samengewerkt om in gezamenlijkheid een identieke voortgangstoets af te nemen. Ook in het buitenland kent deze vorm van toetsing in toenemende mate navolging. Het was gewoonweg een geniale vondst. Zo kenmerkend voor Wynand Wijnen. Activiteiten In zijn lange carrière aan de Universiteit Maastricht heeft hij bijgedragen aan de gestage groei van deze universiteit. Hij nam bestuurlijke rollen aan (decaan, rector) en was betrokken bij de totstandkoming van nieuwe faculteiten, alle volgens het PGO model. Hij leidde een vakgroep en was een mentor voor veel onderwijskundigen die later naam en faam hebben gemaakt. Ook maatschappelijk was hij bijzonder actief. De regering wist hem te vinden voor bijzondere opdrachten. Zo was hij de architect van het rapport ‘Te doen, of niet te doen’ en de daaruit resulterende studeerbaarheidsbeweging in het hoger onderwijs in het begin van de jaren tachtig. Tien jaar later werd hij gevraagd mee te denken over de vernieuwing van de tweede fase in het secundair onderwijs. Hij was de bedenker van het studiehuis, een inspirerende vernieuwing die waarschijnlijk vanwege de grootschaligheid minder goed landde op de werkvloer. Maar de ideeën waren briljant en overtuigend. Hij is jaren voorzitter geweest van de Raad van Bestuur van Cito en daarnaast heeft hij talloze andere bestuurlijke functies gehad. Ook buiten het werk. Er was geen vereniging in Zuid-Limburg die niet op een of andere manier de betrokkenheid van Wynand Wijnen wist te krijgen. Eentje was heel bijzonder en erg typerend voor zijn Limburgse volksaard: de Narren Universiteit Limburg, ofwel de NUL. Rond carnaval kwam de NUL bijeen in een Diës Natalis. Onder leiding van een Manjefieke Rector werden cabareteske carnavalsredes gehouden. Bij elke rede werd de redenaar bevorderd in de rangen van de NUL. Wijnand Wijnen was uiteraard een ‘perfessor’ van de NUL. Tegelijkertijd steunde de NUL het Winand Roukenfonds,  een stichting die het cultuurgoed van Limburg bevorderde. De Wynand Wijnen prijs In 1996 ging Wynand Wijnen met pensioen. Maar dat bleek een relatief begrip. Hij bleef zeer actief in het onderwijsveld, zowel nationaal als internationaal. Hij heeft menige visitatiecommissie geïnspireerd met zijn altijd weer unieke invalshoeken. Om zijn gedachtegoed te eren is een prijs ingesteld. Er werd een fonds ter beschikking gesteld om over een periode van tien jaar vijf prijzen toe te kennen aan projecten, instellingen of groepen personen die innovatief met het onderwijs bezig waren. De prijs is uitgereikt in alle sectoren van het onderwijs. Einde van een tijdperk Er is een groot onderwijskundige heengegaan. Een tijdperk wordt afgesloten. We zullen de inspirerende kracht van een bijzondere man moeten missen. Maar we doen dat in de wetenschap dat het onderwijs heeft geprofiteerd van zijn eminentie. Daar kunnen we dankbaar voor zijn. Zijn denken zal blijven voortleven in alle personen die met Wynand Wijnen gewerkt hebben. De heer prof.dr. C.P.M van der Vleuten is Voorzitter Vakgroep Onderwijsontwikkeling en –Research van de Universiteit Maastricht. De heer dr. H.J.M. van Berkel is hoofdredacteur van EXAMENS en werkzaam aan de Universiteit Maastricht. E-mail: c.vandervleuten@maastrichtuniversity.nl.   
Gratis
lees meer

Gezien en gelezen

Auteur: Desirée Joosten-ten Brinke

Henk van Berkel, Ellen Jansen en Anneke Bax (2012). Studiesucces bevorderen: het kan en is niet moeilijk. Bewezen rendementsverbeteringen in het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma uitgevers, 135 pagina’s Dit boek bevat praktische, effectieve handvatten voor het verhogen van het rendement in het hoger onderwijs. Om die handvatten in te kaderen wordt in het eerste hoofdstuk rendement beschreven als de maat die aangeeft welk percentage van een groep starters binnen een bepaald tijdsbestek een opleiding(sdeel) met succes voltooid heeft. Invloeden die effect hebben op het rendement zijn ingangsselectie, bindend studieadvies, examensystemen, studielast. Ook timemanagement van studenten is belangrijk, maar Cor Suhre en Marieke Meeuwisse concluderen in hun hoofdstuk 2 dat deze vaardigheid slechts een beperkte bijdrage aan het studiesucces van de studenten levert. Selectie op basis van eindexamencijfers, al dan niet in combinatie met motivatie, wordt in hoofdstuk 3 (van Marjolein Torenbeek en Jan Kamphorst) als mogelijk geschikt beschreven. Achtergrondkenmerken zoals vooropleiding, geslacht, leeftijd, etniciteit en ouderlijk milieu spelen ook een belangrijke rol. De belangrijkste conclusie uit hoofdstuk 4 van Henk Schmidt is dat opleidingen bewust tijd moeten inruimen voor zelfstudie. Als opleidingen te vol zitten met colleges, hebben studenten te weinig tijd voor studeren en neemt het rendement af. De twee volgende hoofdstukken raken het meest concreet de toetsing. Hoofdstuk 5 van Janke Cohen-Schotanus beschrijft de invloed van het toetsprogramma en hoofdstuk 6 van Janke Cohen-Schotanus en Cees van der Vleuten de invloed van de cesuur bij schriftelijke toetsen. Vanuit de gedachte dat toetsing het leren van studenten stuurt, geeft Cohen-Schotanus kenmerken van een goed toetsprogramma: de student wordt zeer regelmatig (met deeltoetsen) getoetst, alle onderwijsdoelen worden getoetst en het formele curriculum valt samen met het verborgen curriculum, het slagen voor een regulier tentamen moet voor een student aantrekkelijker zijn dan het zakken, studenten worden gestimuleerd de vakken op tijd te halen, er is geen concurrentie tussen toetsen (en herkansingen vinden in vakantieperioden plaats), er zijn veel feedbackmomenten, waarbij formatieve feedback uiteindelijk summatief moet zijn, er is een goede spreiding van toetsen, zodat studenten hun zelfstudie efficiënter inzetten, compensatie is mogelijk voor studenten die ‘alles op tijd doen’.Cohen-Schotanus en Van der Vleuten stellen dat onterecht zakken slecht is voor het studierendement. Om een positief studierendement te krijgen moeten dus zo min mogelijk studenten onterecht zakken. Het aantal onvoldoendes is afhankelijk van de methode die voor de cesuurbepaling gebruikt wordt. Na een beschrijving van de voor- en nadelen van de verschillende absolute en relatieve cesuurbepalingen komen zij tot een ‘verdedigbare’ procedure voor het vaststellen van de cesuur: maak geen gebruik van de absolute cesuur, gebruik bij ‘high stakes’ toetsen expertpanels en psychometrische methoden en gebruik bij studietoetsen een compromiscesuur. Hoofdstuk 7 gaat in op het effect van het invoeren van het bindend studieadvies (bsa). Al hoewel het bsa positieve effecten kan hebben op het rendement is het nog onduidelijk hoe hoog die bsa gesteld moet worden. Op basis van hun onderzoeksgegevens durven Karen Stegers-Jager en Janke Cohen-Schotanus dan ook niet te concluderen dat het bsa leidt tot een hoger rendement (zie ook Stegers-Jager & Cohen-Schotanus, 2012).Ellen Jansen bekijkt in hoofdstuk 8 in hoeverre de inrichting van het curriculum en de leeromgeving van invloed zijn. Zij beveelt onder meer aan om concurrentie tussen tentamens en herkansingen te vermijden en te zorgen voor studentbetrokkenheid bij toetsing. Tot slot wordt in hoofdstuk 9, van Klaas Visser en Ellen Jansen, aangegeven wat het belang is om de verschillende effectieve maatregelen op elkaar af te stemmen. Concluderend, dit boek is interessant voor alle personen die in het onderwijs werken. Het leest prettig en geeft inzichten in effecten op het rendement van logistieke, toetstechnische, en strategische keuzes die in het onderwijs gemaakt worden. Wat ontbreekt is een analyse van de vraag of een hoog rendement ook tot betere afgestudeerden leidt. Waarom willen we een hoog rendement? Een tweede kanttekening is de omvang van het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de genoemde effectieve handvatten. In een aantal hoofdstukken wordt de conclusie van wat effectief is gekoppeld aan een enkel onderzoek. Daarentegen wordt in sommige hoofdstukken ook aangegeven dat er tegenstrijdige resultaten gevonden zijn. Het boek maakt duidelijk dat het bevorderen van studiesucces in termen van het verhogen van het rendement een ingewikkeld probleem is dat niet met een enkele maatregel op te lossen is. Dit in tegenstelling tot wat in de titel beweerd wordt: ‘[…] en is niet moeilijk’. De keuze voor deze woorden heeft mogelijk te maken met het idee dat de uitwerkingen die in het boek beschreven worden geen hogere wiskunde vereisen, maar dat het gaat om het eenvoudig toepassen van de aanbevelingen. Het inzetten van de afzonderlijke methoden kan al leiden tot een hoger rendement. Literatuur Stegers-Jager, K. & Cohen-Schotanus, J. (2012). De invoering van het Bindend Studieadvies. Examens, tijdschrift voor de toetspraktijk, 9(4), 12-16. Mw. dr. Desirée Joosten-ten Brinke is redacteur van EXAMENS, lector Eigentijds toetsen en beoordelen bij Fontys lerarenopleiding Tilburg en universitair docent bij de Open Universiteit. E-mail: desiree.joosten-tenbrinke@ou.nl, d.tenbrinke@fontys.nl.
Gratis
lees meer

Nivelleren is geen feest

Auteur: Marten Roorda

Nivelleren is geen feest Een toetsbedrijf bestaat bij de gratie van het feit dat mensen verschillen. Variatie is ons vak. Wij toetsenmakers hebben van discrimineren ons beroep gemaakt. Als er geen spreiding was, zouden we niets bijzonders meer te meten hebben. Variatie veranderen wij in variantie. De beheerders van het Nederlandse onderwijssysteem moeten daarom bij een SWOT-analyse in ons vakje ‘bedreigingen’ staan. Zij zijn er immers op gericht de verschillen zoveel mogelijk te beperken. Minimaliseren van de spreiding dus. En dat is voor ons de dood in de pot. Wie het eindrapport van de internationale vergelijkingsstudies TIMMS en PIRLS leest, moet concluderen dat de missie van de Nederlandse beleidsmakers volledig is geslaagd. In vergelijking met de meeste landen zijn de standaarddeviaties voor Nederland klein. “Dit betekent dat de Nederlandse prestaties een relatief kleine spreiding kennen, de toetsprestaties liggen dicht bij elkaar. De meeste leerlingen presteren op de middelste niveaus. Weinig leerlingen hebben het geavanceerde niveau gehaald en bijna alle leerlingen halen het in PIRLS en TIMSS te onderscheiden laagste niveau. Het laagste leesvaardigheidsniveau is zelfs door alle getoetste groep 6 leerlingen gehaald, hierin is Nederland uniek.” Maar deze unieke positie van Nederland heeft ook een keerzijde. Naast nauwelijks zwak presterende leerlingen zijn er ook relatief weinig excellerende leerlingen. “Tussen de 3% en 7% van de getoetste leerlingen haalt het geavanceerde niveau voor de verschillende vakgebieden. Ter vergelijking, de Top-4 landen behalen een minimaal percentage leerlingen van 18% voor lezen, 34% voor rekenen en 14% voor natuuronderwijs in de geavanceerde groep.” Uit het rapport blijkt ook dat in Nederland het percentage excellente leerlingen in lezen, rekenen en natuuronderwijs de afgelopen jaren is gedaald. En al eerder meldde de Inspecteur-Generaal van het Onderwijs mij dat het aantal leerlingen met een hoog gemiddeld eindexamencijfer aan het dalen is. Kortom, de zesjescultuur overheerst. En eerlijk is eerlijk. Wij toetsenmakers werken daaraan vrolijk mee. Kijk eens met een methodologische blik naar onze schalen. Onze instrumenten zijn het meest gevoelig in het midden. We willen het aantal onjuiste classificaties beperken. Zo min mogelijk false positives en false negatives. Dus is de meetgevoeligheid het grootst rond de beslisgrenzen en cesuren. En niet aan de onderkant of de bovenkant van de schaal. Het gaat vooral om vijven en zessen. Natuurlijk is het belangrijk dat minder goed lerende leerlingen worden meegenomen en een fundamenteel niveau van basisvaardigheden bereiken. Want iedere leerling telt. Daarom maakten we bij Cito ook een eindtoets basisonderwijs met een variant die makkelijker is, een kwart overlappend met de basisvariant. En die dus gevoelig is onderin de schaal. Zo kan ieder kind laten zien wat het in het basisonderwijs heeft bereikt. Maar wij vergeten voor het gemak de bovenkant van de schaal. En wij is niet alleen Cito. Als je ook nauwkeurig aan de top meet, stimuleer je excellentie. We hebben in ons kleine landje grote ambities. We willen in de top 5 van PISA staan. We willen tot de meest concurrerende economieën behoren. Willen we als Nederland meedoen aan de top, dan hebben we ook toppers nodig. Ondernemers, wetenschappers en bestuurders die het voortouw nemen. En Nederland toonaangevend laten zijn en blijven. Nivelleren werkt daarop contraproductief. Als het om inkomensbeleid gaat. Natuurlijk. Maar zeker ook als het om onderwijsbeleid gaat. Nivelleren is absoluut geen feest, beste mensen. Wie zijn aandacht richt op de mediaan, zal nooit de top bereiken. De cijfers laten het zien: met zo weinig excellerende leerlingen halen we in geen honderd jaar de PISA top-5. We kunnen dan de kampioen van het gemiddelde worden, maar daar win je geen medaille mee. Terwijl, als je beter scoort aan de top, je toch ook het gemiddelde verhoogt. Wie vooruit wil komen in de mondiale economie, moet zijn egalitaire dromen laten varen. Toetsenmakers van Nederland, let op uw zaak. Verdedig uw deviaties. Wees ook gevoelig voor de bovenkant. Laat geen topper achterblijven!   De heer drs. M. Roorda is CEO/Voorzitter Raad van Bestuur van Cito. E-mail: Marten. Roorda@cito.com.
Gratis
lees meer

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper