logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen

Ruilen?

Auteur: Silvester Draaijer

Eén van de vervelendste klussen voor docenten in het hoger onderwijs is het nabespreken van tentamens en dan specifiek met studenten die van hun tentamencijfer 5,4 een 5,5 willen maken, de minimaalste 6-jes studenten. Dat zijn de studenten die nog één extra goed antwoord nodig hebben. Want met die ene 10e punt verschil zijn ze namelijk geslaagd in plaats van gezakt. Hoera. Hoe pakken die studenten dat aan? Welke disruptive approaches hebben zij om docenten te overtuigen van hun gelijk? Natuurlijk gaan ze op zoek naar die ene vraag die volgens hen niet duidelijk gesteld was. Die ene vraag waarop ook het andere antwoord correct was. Via de collegeresponsiegroep worden dergelijke problemen vaak al direct na afloop van het tentamen verzameld. En daarmee zullen ze de docent confronteren. We kunnen vooropstellen dat studenten in Nederland veel rechten hebben. Zo hebben ze het recht om inzage te krijgen in hun individuele toets en resultaten. Dat is ook een goed recht. Studenten moeten beschermd worden tegen willekeur en ondoorzichtige procedures. Ze moeten feedback kunnen krijgen op hun prestaties zodat ze daarna beter kunnen presteren. Maar ook docenten moeten feedback krijgen om beter onderwijs te verzorgen of betere toetsen te maken. De vraag is echter of de inzet van de minimaalste 6-jes studenten daarop gericht is en of het recht op inzage het doel voor deze groep niet voorbijschiet. Om te beginnen is het een resultante van dit recht dat docenten hun toets moeten vrijgeven en publiceren. Tenminste, als een tentamen voor één student vrijgegeven moet worden, zijn docenten wel zo slim om te bedenken dat de vragen met de snelheid van het licht via internet worden gedeeld met de hele wereld. Ze besluiten dan over het algemeen om zelf de toets maar te verspreiden. De zorgvuldig geconstrueerde vragen komen zo op straat te liggen. Alle inspanning om een mooie set vragen te bedenken wordt in één keer bij een tentamen verbruikt. Dit betekent dat deze toetsvragen niet hergebruikt kunnen worden. Dat is werkelijk doodzonde. Ten eerste omdat het bedenken van goede toetsvragen veel tijd kost en derhalve duur is, ten tweede omdat daarmee de psychometrische kwaliteit van toetsen veel minder onder controle gehouden kan worden. Toetsvragen met een acceptabele moeilijkheidsgraad of goed discriminerend vermogen kunnen immers niet opnieuw worden ingezet. Elke nieuwe toets is zo eigenlijk een sprong in het duister ten aanzien van de moeilijkheidsgraad en de betrouwbaarheid. Alleen docenten die zeer ervaren zijn in toetsvraagontwikkeling en die het niveau van hun studenten goed kunnen inschatten, kunnen deze parameters nog enigszins in de hand houden. In feite worden studenten daarmee benadeeld. Immers, studenten zijn niet gebaat bij toetsen waarvan de moeilijkheidsgraad per tentamen varieert of waarbij de betrouwbaarheid fluctueert. Het onderwijs en de studenten zijn juist gebaat bij meetinstrumenten die consistent meten. Het inzagerecht leidt in individuele gevallen mogelijk wel tot genoegdoening, maar voor de studenten en het onderwijs in het algemeen waarschijnlijk niet. Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden? Ik dacht dat het goed zou zijn om een ruil voor te stellen: het onderwijs geeft meer openheid van zaken omtrent de kwaliteit van hun toetsen, maar studenten mogen dan niet meer over individuele vragen bij de docent aankloppen. In concreto: docenten publiceren naast ‘het cijfer op de toets’ ook integraal de gegevens over de validiteit, de betrouwbaarheid en de onderbouwing van de cesuur. Dit met vermelding van het aantal onterecht gezakten en geslaagden. Dat zijn gegevens die simpelweg bekend zijn uit een psychometrische analyse. Daarbij moeten dan wat bottom lines worden gesteld omtrent minimale betrouwbaarheid en maximaal percentage toegestane misclassificaties. Bij te lage betrouwbaarheid of te veel misclassificaties zal de cesuur relatief wat lager worden gesteld (denk aan de Methode Wijnen voor het stellen van een relatieve cesuur) zodat studenten niet benadeeld worden door onbetrouwbare toetsen. Het voordeel van deze aanpak is dat op deze basis aangetoond wordt wat de kwaliteit van de toets is (wat een aansporing zal zijn voor docenten om betere toetsen te ontwikkelen), dat docenten hun toetsvragen vaker kunnen gebruiken (wat goedkoper is) en – last but not least – dat het nabespreken van de toets weer gaat over de inhoud van het vak en niet gekaapt wordt door discussies over vraagconstructiefouten en de minimaalste 6-jes studenten. Een goede ruil lijkt me. De heer ir. S. Draaijer is onderwijskundig adviseur bij de afdeling hoger onderwijs van het Onderwijscentrum van de Vrije Universiteit Amsterdam. E-mail: s.draaijer@vu.nl.
Gratis
lees meer

EXAMENS 2012-01 Volledige uitgave

INHOUD EXAMENS 2012-01 februari 2012 Wie let op de kwaliteit van peer assessment? Martijn Leenknecht en Harm Tillema Verhoging van de waarde van mbodiploma’s. Ton Remeeus en Maria Wessels Verhoging van de waarde van mbo-diploma’s. Sectorale afspraken tussen scholen en beroepenveld zijn nodig.Ton Remeeus en Maria Wessels Terecht of niet? Kortdurende euforie - Over het achteraf wijzigen van de examenuitslag Henk van Berkel Gastcolumn: Politieman veroordeeld voor diefstal, Silvester Draaijer Het random construeren van toetsen uit een itembank. Hoe is gelijkwaardigheid van toetsen te garanderen, Bernard Veldkamp Uit de praktijk: Beveiligingen in diploma’s – het ontwerp, Rinus Maas Slecht gelezen of slecht geleerd?. Woordkeuze en Persoonlijk taalgebruik in vmbo-examens, Jacqueline Evers-Vermeul & Jentine Land Over het objectiveren van personeelsbeoordeling. Beoordelen van docenten is nog geen gemeengoed, Els Verheggen en William van den Dries Kopstukken uit de examenwereld: Henk van Berkel – van theorie naar praktijk, Annemarie de Knecht-van Eekelen en Annie Kempers-Warmerdam Gezien en gelezen Verenigingsnieuws Cijfers Tot mijn favoriete lectuur behoren de jaaroverzichten met cijfers. Cijfers lijken een objectieve weergave van de werkelijkheid te geven, maar ze roepen vaak meer vragen op dan ze beantwoorden. Een voorbeeld: in het Jaarboek onderwijs in cijfers 2011, een uitgave van het centraal Bureau voor de Statistiek, lees ik onder het kopje ‘Uitzonderlijk sterke groei van het aantal geslaagden in het mbo’ als eerste regels: “In 2009/’10 slaagden in het voortgezet onderwijs 168 duizend kandidaten voor het eindexamen. Dat is bijna 2 procent minder dan een jaar eerder”. Hoezo ‘uitzonderlijk sterke groei’? Het is het verkeerde kopje zou ik zeggen, want bij verder lezen blijkt dat de groei van het aantal geslaagden in het mbo inderdaad 22% is, maar dat blijkt het gevolg van al die mensen die het diploma helpende zorg en welzijn op mbo-niveau 2 moeten halen, omdat ze anders geen gastouder mogen zijn. En dan gaan de rekenaars verder door deze groep niet mee te tellen of wel mee te tellen, het hangt er maar vanaf wat ze willen betogen. Voor de volledigheid meld ik dat de rapporteurs schrijven dat het aantal afgestudeerden voor een hbo-bacheloropleiding in 2009/’10 licht toenam tot ruim 62 duizend en dat in het wo ruim 30 duizend studenten hun doctoraal of master behaalden en dat is 5 procent meer dan in het jaar ervoor. Dit Jaarboek geeft nog meer interessante informatie. Wat te denken van de verklaring voor het lagere slagingspercentage van havisten en vwo’ers dat voor beide groepen 4% lager was dan in het jaar daarvoor? De rapporteurs veronderstellen: “Wellicht was de keuze voor havo of vwo de afgelopen paar jaar voor enkelen te hoog gegrepen en had een aantal vwo’ers meer succes op de havo gehad en was een aantal havisten beter af geweest op het vmbo”. Tja, ik kan nog wel wat verklaringen bedenken die evenmin uit de cijfers zijn af te leiden als deze ‘wellicht’-verklaring van de statistici. Doe eerst maar eens onderzoek. De cijfers over het aantal geslaagden voor havo en vwo per profiel geven de cbs’ers geen aanleiding tot speculaties, maar die cijfers zijn wel intrigerend. Op de havo is bij de meisjes in vier jaar tijd het aandeel van het profiel cultuur en maatschappij gehalveerd. De verklaring hiervoor ligt bij de invoering van de vernieuwde tweede fase in het schooljaar 2007/’08, waardoor wiskunde en economie in dit profiel geen verplichte vakken meer zijn. Maar in vervolgopleidingen zijn wiskunde en/of economie wel vereist. Een slimme meid die op haar toekomst is voorbereid, zal dan een ander profiel kiezen. De behoefte om zo’n breed mogelijke keuze te hebben na havo of vwo blijkt ook uit het toenemend aantal kandidaten op zowel havo als vwo dat een diploma voor meerdere profielen behaalt. De voorstanders van twee profielen, noem ze maar weer gewoon A en B of a en ß, vinden hier wel munitie. Ik kan u het lezen van dit Jaarboek ten zeerste aanbevelen. Het is weer eens wat anders dan al die verhalen over fraude en corruptie bij examens. Toch nog één berichtje dat hoop geeft voor de toekomst: een man die valse diploma’s verkocht, heeft zestien maanden gevangenisstraf gekregen. En dan, zult u vragen? Daarna ‘zal hij begeleiding krijgen van het Leger de Heils’. 1 Als dat geen hoop geeft!   Mw. dr. A. de Knecht-van Eekelen is hoofdredacteur van EXAMENS. E-mail: a.van.eekelen@gmail.com. 1Bericht van het Hoger Onderwijs Persbureau, Profielen (Hogeschool Rotterdam), dec. 2012, p.7.

€ 6,95

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper